De Laetemsche brieven over de lente zijn gericht aan Adolf Herckenrath, die hier dus wordt bedoeld. Hij wordt hier wellicht zo genoemd omdat hij sedert kort als Vlaamse vertegenwoordiger van de Nederlandse uitgever Van Looy werkte en hij zich daardoor anders was gaan kleden. Zowel Van de Woestijne als De Bom beschouwden hem sindsdien als een parvenu.
Show entire letter