Beste Manuël.
Of ik het goed vind dat ge naar dat congres komt?[1] Maar naar zooveel congressen mogelijk! — Gelijk ge zegt, ik heb werk tot over het hoofd; van nu af aan ben ik de tentoonstelling beu!...[2] Zaturdag heb ik niet minder dan twee brieven en een lang telegram gestuurd. Ik vraag me af hoe ik dat zes maand lang uithou...
Met de courant is er niets ergs geweest. Brusse was vooral voor Roosevelt overgekomen.[3] Dien Donderdag was het ook al te druk voor éen mensch. Voor mijn part heb ik nog meer dan een kolom geseind, na heel den dag in de tentoonstelling gekuiërd te hebben, die Amerikaansche redevoering te hebben opgenomen en een raoût op 't Stadhuis te hebben bijgewoond.[*] — Brusse kwam verder met de complimenten van Van der Hoeven,[4] of ik wat meer zakelijk wilde zijn, wat meer over het ten-toon-gestelde wilde schrijven. Maar er is nog niets ten-toon-gesteld! Daarvan is nu ook Brusse overtuigd, zoodat alles goed afloopt. Verder is er nog iets met Nijgh, die me niet wil opslaan "omdat ik nog niet getoond wat ik kan" (sic!!!) Een beetje erg, vindt ge niet?... Ik walg van alle journalisme, geloof me...
Veel geluk met Onze-Lieve-Vrouwkerk,[5] en onze allerhartelijkste groeten aan Nora, Ibseniaansch hovenier.
Annotations
[1] Zie brief 301, noot 1.
[2] Zie brief 299, noot 4.
[3] Zie brief 301, noot 3.
[*] 'Raoût': raout, plechtig avondfeest.
[4] Van de Woestijne bedoelt M.J. Brusse en Govert van der Hoeven. Die laatste was kort voordien hoofdredacteur van de NRC geworden.
[5] Zie brief 300, noot 3.
[*] 'Adé': zie brief 301, noot 5.
