<Resultaat 1287 van 1419

>

[BR]USSEL 1 [BRU]XELLES 1 6.V 1911 [1]4-15
Aan
Manuël de Bom
Huyze ten Heuvel
te
Calmpthout
Prov[incie] Antwerpen
 
Beste Manuël.
Neem me niet kwalijk, — maar tot op heden heeft de stemming tot briefschrijven geheel ontbroken, en ik vrees wel dat de reden daarvan, die ik u hier ga mededeelen tot verontschuldiging, eenigszins de geneuchten van uw Zondagochtend-in­het-voorjaar gaat verstoren... 't Is hier, sedert half-Januari al, erg geweest. Eerst een bronchitis, die me acht dagen thuis houdt. Dan keer ik acht dagen naar mijn bureau terug,[1] en — ben gedwongen weêr thuis te blijven: de rheumatiek verlamt mijn beenen en maakt heel mijn lichaam pijnlijk. Ik breng den meesten tijd in bed door. Op 1 Maart poog ik weêr naar 't ministerie te keeren; op 3 Maart ben ik gedwongen weêr thuis te blijven en kom niet meer uit mijn bed vóor 15 April. Elke poging om uit te gaan verergert mijn toestand. Slechts vóor een paar dagen is het eindelijk beter geworden, en thans hoop ik op goeden grond, 1 Juni mijn werk in 't Ministerie te kunnen hervatten. Intusschen zal ik vier maand en half zonder ophouden ziek zijn geweest, soms zóo erg dat ik in weken niet kon slapen; voeg daar maagstoornissen en neurasthenie bij; en vergeet niet dat ik malgré tout van uit mijn bed de courant had bij te houden,[2] te doen alsof ik de gezondheid­zelve was; het was immers beter dat ze maar niets afwisten van die ellendige rheumatiek...
Ik hoop nu maar dat ik er binnen kort geheel zal van af zijn, — liefst voor járen. Gij stelt u niet voor, Manuël, wat het is. Of gij stelt het u tóch voor, als ge zult weten dat ik meer dan tien kilos vermagerd ben: een mooi anatomisch studieveld.
Maar werpen wij een sluier over deze afschuwelijkheden: ik ben te blij dat ik in de laatste dagen beter ben geworden — ik ben al tweemaal naar het "Salon de Printemps" geweest! — om er langer over te zaniken...
— Niet dat ik veel te vertellen heb. Ik heb zelfs niets te vertellen, dan dat ze in 't Ministerie uiterst inschikkelijk zijn, en mij iedere maand trouw mijn geld sturen door Herman Baccaert, die aldus een halve dag congé wint. Ik zit daar vast als een oester op haar bank, en zou er zoo waar carrière maken, indien ik maar wilde, en de literatuur mij niet beet had als voornaamste levensdoel...
Intusschen is het niet schitterend met de literatuur. Ik heb in al dien tijd niets uitgericht, natuurlijk. Nu werk ik aan een groot opstel over Claus, voor Elseviers.[3] Maar het gaat niet met het vroegere gemak. Ik moet nog weêr op dreef komen...
— Plezierig dat gij u beiden zomerscher voelt. Continuez! Den goeien dag van ons drieën voor u twee.
Uw Karel.

Annotations

[1] 'Mijn bureau': zie brief 313, noot 1.
[2] 'Malgré tout': ondanks alles. 'De courant bij te houden': artikelen voor de NRC te blijven schrijven. Aan de bijdragen van Van de Woestijne uit deze periode is niet te merken dat hij zo lang ziek was.
[3] De tekst over Emile Claus is nooit voltooid en dus niet in Elsevier's geïllustreerd maandschrift gepubliceerd.

Register

Naam - persoon

Baccaert, Herman (° 1883 - ✝ 1921)

Schrijver van proza en poëzie. Hij was ook zanger en publiceerde beschouwende artikelen over muziek, kunstgeschiedenis en folklore. Vanaf 1907 werkte hij voor het Ministerie van Kunsten en Wetenschappen.

Claus, Emile (° 1849 - ✝ 1924)

Vlaamse impressionistische schilder die vanwege zijn luministische werken ook wel 'de zonneschilder' wordt genoemd.

Titel - krant/tijdschrift