BRUSSEL (N[OOR]D)
BRUXELLES (N[OR]D)
10 III 1912 12-13
Aan
Manuël de Bom
te
Clementinastr 76
Antwerpen
Manuël de Bom
te
Clementinastr 76
Antwerpen
CALMPTHOUT
II III 1912 5-6
ANTWERPEN 1
ANVERS 1
II III 1912 8-9
Aan Emmanuël de Bom.
na eene voorlezing.[1]
's Dichters Kondschap.
na eene voorlezing.[1]
's Dichters Kondschap.
Ook gij, Vrind, waart, als ik dan, ond'r de schaam
Le hoorders, in wier brein hij d'Schoonheid grifte
Der — pure? pure! — Idee, die zónder lift
de Tinnen des dichts b'reikt,[*] loos van smet en blaam.
Le hoorders, in wier brein hij d'Schoonheid grifte
Der — pure? pure! — Idee, die zónder lift
de Tinnen des dichts b'reikt,[*] loos van smet en blaam.
Tinnen? Neen klippen die slechts vast en grif de
Gespijkerschoeide voet raakt, van wie Faam
Zoekt, en in guurt van hoog-woonst Haar omraamt
Zond'r apekool, larie noch mugge-ziften.
Gespijkerschoeide voet raakt, van wie Faam
Zoekt, en in guurt van hoog-woonst Haar omraamt
Zond'r apekool, larie noch mugge-ziften.
Want gij gingt heen, als ik dan, naar wie bracht
Kondschap der konst — puur? puur! — en allemacht
Ig als na winter-duister, felle zomer;
Kondschap der konst — puur? puur! — en allemacht
Ig als na winter-duister, felle zomer;
die kwam (hij, dichter-ziener-beelder-droomer,
'dat hij ter eigen klip, neen: tin, ons voer')
met ticket, via Calmpthout, en retour.
'dat hij ter eigen klip, neen: tin, ons voer')
met ticket, via Calmpthout, en retour.
Karel van de Woestyne
10 maart 1912.