<Resultaat 1310 van 1419

>

BRUSSEL 10 BRUXELLES 10 7 XI 1912 12-13
Aan den heer Oberküstos
Emma de Bom
Huys ten Heuvel
te
Calmpthout
pro[vincie] Antwerpen
CALMPTHOUT 7 XI 1912 17-18
 
[*]
Beste Manuel.
Onze beider baas, Mr. van der Hoeven, heeft mij voor enkele maanden verzocht, de Vlaamsche Beweging nu maar een beetje haar eigen gang te laten gaan, zonder kantteekeningen of raadgevingen van mijnentwege.[1] Ik heb gehoorzaamd, voor zoover ik een muilband verdraag. En zoo heb ik inzake Destrée-Meert het stilzwijgen des snoeks — een dier dat anders goed bijten kan — bewaard, voor zoover Pol de Mont op het Congres mij niet gedwongen heeft, als trouw verslaggever te spreken.[2] Er is trouwens nog een andere reden: het is mij onmogelijk het kleingeestig en verbeten-nijdig proza van Meert tegenover de stijlvolheid van Destrée te plaatsen, zonder dezen laatste, in naam der literaire schoonheid, die toch ook een goed deel der absolute waarheid is, gelijk te geven. Schrijft nu Wildiers evengoed als Destrée, dan is hij het, natuurlijk, die gelijk heeft.[3] — En trek gij dan maar van leer, in die beeldspraak waar gij Van Kuyck tot een pracht-Silenos meê hebt gemaakt (o, die blonde lok op zijn borst!),[4] en u den "crachat" verdienende miek,[*] die toch even vereerend is als elke andere decoratie. Gij hebt trouwens den troost dat, zoo het ras der Paulonius'sen eeuwig is,[5] wij het toch ook zijn, — hoewel op andere wijze...
Uwe vraag: "Waar woon ik?", beantwoord ik als volgt: Ik woon Ste Annadreef 24, en niet 22, zooals gij de Brusselsche redactie van den Boterhamsche Courant aan het logeeren zijt gegaan. In 22 woont iemand die cementsteenen verkoopt, en die met de literatuur niets heeft uit te staan dan een hond, die op dien van Stijn Streuvels gelijkt en eene terts lager blaft dan den mijne.
Uwe andere vraag: "Hoe leeft gij" bezorgt U de volgende inlichtingen, die Nora misschien eenigen troost geven door 't bewijs, dat zij leveren, van onze miserie die de hare haast evenaart. Weet dus dat wij leven meideloos, sedert veertien dagen reeds; en het is niet aan U, die het in meideloosheid reeds zóó ver hebt gebracht, dat gij echte virtuosen zijt, dat ik U de beteekenis van dat woord moet komen te onderwijzen. Verder heb ik geleefd, veertien dagen lang — en het is nauwelijks beter — met een verzworen voor den grooten Marathonprijs-in-het-loopen. Het weze een tweede troost voor Nora, aan dewelke wij spoedige en definitieve genezing toewenschen,... met de hoop dat onzen wensch nú reeds nutteloos is. Voor wat Uwe darmen aangaat, ik geloof in allen ernst, Manuel, dat gij ze veel te goed verzorgt. Niets is zoo gauw verwend als een darm, niets is ook zoo tuk op nu en dan een nieuwen prikkel. Durf ik eene vergelijking wagen? Een darm is als eene jonggehuwde, die... (De rest bewaar ik voor de courant).[6]
— Maar er staan gewichtiger zaken op het gebeuren — Niet alleen ontvangt ge volgende week van mij een-boek-om-te-stelen, heetende "Interludiën" ofte Tusschenspelen,[7] maar daar gaat ook van mij volgende week onder pers een bundel nieuwe verzen, "Het Gelaat des Dichters", eene prachtuitgave die ik-zelf bekostig, buiten alle uitgeverij om, en die tegen kerstmis klaar komt.[8] Gij krijgt daarvan éen exemplaar der honderd op geschept papier, voor uw nieuwjaar, maar dan moet gij mij laten weten of de Stadsbibliotheek van Antwerpen niet inteekent voor éen der exemplaren op Japansch papier (acht daarvan komen in den handel, à 30 fr.), en of gij in Antwerpen niet eenige bibliophielen zijt kennende, die op zoo'n ding inschrijven zouden. Ik zeg, in éen woord als in duizenden: het zal schoon zijn. Als gij nu enkelen in staat acht te zijn, naar die schoonheid nieuwsgierig te worden, laat mij dan, bid ik U, hun naam kennen. Gij zijt wél bedankt.
Misschien in Januari al komt gij de geneugten te smaken, in "Groot-Nederland" mijn "Ontgoochelde(n) Gast" te degusteeren. Gij zult lachen, en prof. Paulonius ook, — maar groen.[8]
Waarmede ik de eer heb u te saluweeren, met veel wenschen voor Uw beider gezondheid en zielevrede. En Mariette wenscht meê.
Uw
Karel

Annotations

[*] 'Bak': bureau, kantoor.
[1] Van dat verzoek is geen schriftelijke neerslag bewaard.
[2] De Waalse politicus Jules Destrée had eerder in 1912 ophef gemaakt met een 'Lettre au Roi sur la séparation de la Wallonie et de la Flandre'. Daarin stonden de gevleugelde woorden: 'Sire, Vous régnez sur deux peuples. Il y a en Belgique des Wallons et des Flamands; il n'y a pas de Belges...' In de brief gaf Destrée Vlaanderen de schuld van heel wat maatschappelijke problemen die toentertijd bestonden. Hippoliet Meert reageerde door zelf ook een 'Brief aan de koning over de scheiding van Wallonië en Vlaanderen' te schrijven, waarin hij de beschuldigingen van Destrée nuanceerde of zelfs als volstrekt onjuist ontmaskerde.
[3] Van de Woestijne bedoelt wellicht Emiel Wildiers.
[4] Op 22 oktober 1912 had De Bom in de NRC een artikel gepubliceerd met de titel 'Het Land van Jordaens. Een hulde aan Frans van Kuyck'. De Antwerpse politicus Van Kuyck werd daarin inderdaad vergeleken met Silenos, de immer dronken leermeester van Dionysos.
[*] 'Crachat': informeel woord voor het 'plakkaat' waarmee de leden van de ridderorde werden bedacht.
[5] Paulonius: Paul Fredericq.
[6] Uiteraard is dit een grapje: Van de Woestijne schreef in de NRC niet over De Boms darmen.
[7] Van de Woestijne zou op 25 november, dus niet één maar drie weken later, zijn eigen exemplaren van Interludiën ontvangen.
[8] Het gelaat des dichters was een poëziebundel waarover Van de Woestijne al sprak in het voorjaar van 1912, en die hij op andere tijdstippen ook heeft bedacht met titels als 'Het leven van den dichter', 'Het wezen van den dichter' en 'De vergroot-spiegel'. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat Adolf Herckenrath de gedichten zou uitgeven, daarna wilde Van de Woestijne het er zelf maar op wagen. In 1913 gooide hij het toch op een akkoordje met C.A.J. Van Dishoeck, die twee onafgewerkte exemplaren vervaardigde en ze als voorproef aan de boekhandel overhandigde. Onder meer door het uitbreken van de oorlog is de publicatie van de bundel toch niet doorgegaan. Van de Woestijne koesterde intussen wel steeds het verlangen een trilogie uit te geven onder de titel Het licht der kimmen, waarvan Het gelaat des dichters dan het eerste deel zou zijn. Vele gedichten uit Het gelaat des dichters zijn uiteindelijk in De modderen man (1920) beland, de bundel die samen met God aan zee en Het berg-meer (en de proloog Het menschelijk brood) in 1942 in een postume uitgave van Manteau een trilogie vormde onder de titel Wiekslag om de kim. Daarmee werd de wens van Van de Woestijne toch nog min of meer vervuld.
[17] 'Paulonius': zie [5]. Zie ook brief 334, noot 7.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Destrée, Jules (° 1863 - ✝ 1936)

Waalse socialistische politicus, advocaat en schrijver. Hij was een belangrijke spilfiguur in de Waalse Beweging. Toen hij in 1919 Minister van Kunsten en Wetenschappen werd, was Van de Woestijne gedurende ruim acht maanden (tot en met 31 augustus 1920) zijn kabinetssecretaris.

Fredericq, Paul (° 1850 - ✝ 1920)

Hoogleraar Nederlandse literatuur en nationale geschiedenis aan de Gentse universiteit. Hij staat bekend als de 'officiële ideoloog' van het liberale flamingantisme. In 1876 bekeerde hij zich tot het protestantisme. In 1883 werd hij hoofdredacteur van Het Volksbelang, en tussen 1887 en 1920 was hij voorzitter van de Gentse afdeling van het Willemsfonds. In die hoedanigheid richtte hij vijf volksbibliotheken op. Hij was familie van Cyriel Buysse en de gezusters Loveling.

Herckenrath, Adolf (° 1879 - ✝ 1958)

Dichter, toneelschrijver, boekhandelaar en drukker. Hij was een klasgenoot van Van de Woestijne, en vooral tijdens hun jeugd waren ze goed bevriend. Van de Woestijnes Laethemsche brieven over de lente zijn aan hem gericht.

Hoeven, Govert George van der (° 1872 - ✝ 1955)

Redacteur voor het buitenlandse nieuws van de NRC sedert 1900. Op 1 januari 1910 volgde hij hoofdredacteur Johannes Zaaijer – die hij al sinds 1894 assisteerde – op. Hij leidde de krant tot 1 mei 1936.

Kuyck, Frans van (° 1852 - ✝ 1915)

Schepen van schone kunsten in Antwerpen tussen 1895 en zijn dood. Hij was ook kunstschilder.

Meert, Hippoliet (° 1865 - ✝ 1924)

Leraar Nederlands aan het Gentse atheneum (vanaf 1895), de middelbare school van Van de Woestijne. Stichter van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Hij gaf het maandblad De Vlaamsche Hoogeschool (1911-'14) uit, waarvan hij ook redacteur was. Al voor 1914 ijverde hij voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit, waar hij in 1917 werd benoemd. Hij was lid van de Raad van Vlaanderen, maar nam in juli 1918 ontslag, teleurgesteld in de rol die de Duitsers in Vlaanderen hadden gespeeld. Na zijn veroordeling vluchtte hij naar Duitsland, later naar Den Haag.

Mont, Pol de (° 1857 - ✝ 1931)

Vlaams dichter, prozaschrijver, dramaturg, criticus en volkskundige. Hij studeerde in Leuven samen met Albrecht Rodenbach, met wie hij Het Pennoen (1878-1880) oprichtte. In 1904 werd hij conservator van het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten, en een jaar later stond hij mee aan de wieg van het tijdschrift De Vlaamsche Gids. Als dichter en criticus vertegenwoordigt hij de Tachtigers in Vlaanderen.

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Wildiers, Emiel (° 1873 - ✝ 1957)

Jurist en politicus. Hij was de eerste advocaat die voor de rechtbank van koophandel in het Nederlands durfde te pleiten.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.

Titel - krant/tijdschrift