<Resultaat 1319 van 1419

>

Eenig-Eeuwige!
'k Heb al die (4) dagen van rondzwerven langs de Vlaandersche spoorbanen[1] aan uwen Ontgoochelden Gast een kostelijken gezel gehad. Het eerste kapittel heeft me onafgebroken doen schateren; van Schaarbeek tot Brugge toe! Die tafel is een meesterstukje, lijk wij er in 't Vlaamsch geen hebben: daar is Teirlincks Kroonluchter flauwe thee naast.[2] Wat zijn ze allemaal getypeerd: Hilarius, in de eerste plaats (maar wat gaat hij daar van zeggen?, en zoudt ge toch niet goed doen zijn naam minder doorzichtig te maken?; al is Hilarius een naam om te stelen...);[3] dan Paulonius, met zijn discours over haring:[4] lekker, weet-et; uw Tante Coleta (levend!), de malacoloog,[5] de notaris, Eulalie etc.: ik zie daar een prachtig Gentsche burgerstafel, waar Henri Heymvaert iets van den Karelschen walg over draagt.[6] Alleen zijn rede tegen Hilarius p.16 is wat geforceerd.
Het tweede hoofdstuk volgt op nr. 1 als een... indigestie, een cauchemar.[*] Dat bezoek bij de krankzinnige is iets angstwekkends. Men zegt bij zichzelf: dat wordt een vreemd boek. Nr. I had niets dan leute laten vermoeden.
III Henri's psyche is zeker een aartsmoeilijk werk geweest? Dat zit vol fijne en diepe volzinnen, waar over te denken is; 't chasseurs-leven daarna...: 't doet me aan de ferociteit van Huysmans I denken.[7]
Wat moet dat worden? Waarlijk niet uitsluitend gekheid — een boek à la Barbey, vol stijl-stoutheden, vol weerlichten van geest en fantasie, en bovendien vol Vlaamschen geest en — gemoed.
Hartelijk geluk, kerel, werk daar voort aan — dat wordt een boek om van te genieten.
Maar... herzie Hilarius, maak er niet te veel de Saedeleer van.
We hebben hier kolossaal plezier gehad aan uw Ingoyghemsche conterfeitsels. Pauline zal tevreden zijn... En Boelaere, die champagne binnenwipte...[8] Kostelijke trekjes zijn daarin. Er komen nog schoone dagen — dat geeft me al zooveel lust om zelf te werken... Wacht maar!
'k Heb bij Hi-lerius op zijn berg een boschgoden-onthaal genoten: toch een brave dikkert, zulle, en wat is uw broer Gustave me sympathiek geworden. Op Laethem vond ik hem wat kwezelachtig. Lijk die jongen natuurlijk-Gentsch kan vertellen. En hoe juist hij ziet.
Streuvels was Maandags nog woedender dan Zondags.[9] 't Werd eigenlijk pijnlijk. Maar daar krijg ik vandaag tijding:
De boeren van Ingoyghem hebben voor 500 frs. onverkochte pistolets met hespe!... door Sevens' schuld. En Streuvels voorziet 3000 frs. deficit. 't Schijnt dat Sevens dat alleen op zijn Gasconsch heeft afgelapt.[*]
Hoe die financiers ginder werken, weet ik niet. Maar ik die niets van geld ken heb toch nooit iets van dien aard meegemaakt. Laat ons de inschrijvingslijst gelaten afwachten.[10] Dit is Sevens' Götterdämmerung. 't Is tijd dat w'hem kapot maken, die puist.
Nu — we hebben een lange hei-tocht in onze beenen. Naar bedde! Bien dormir, Mariette. 't Is niet te zeggen hoe da' water ne mensch kan opkikkeren. Allah is groot & v[an den] Broeck zijn profeet.[11]
Adju, mijn welbeminden. Nora groet hovesch.
Manuel.

Annotations

[1] De Bom was enkele dagen onderweg geweest naar de Hugo Verriest-viering, die op 17 augustus in Ingooigem plaatsvond. Zie brief 343, noot 2. Op 16 en 17 augustus overnachtte hij in Tiegem, vlakbij Ingooigem.
[2] In verband met De ontgoochelde gast: zie brief 334, noot 7. In verband met De kroonluchter, zie brief 214, noot 6.
[3] Een van de personages uit De ontgoochelde gast heette Hilarius de Maegdeleer. Dat personage was duidelijk geïnspireerd op Valerius de Sadeleer. Toen dit deel uit de (nooit in zijn geheel gepubliceerde) roman in 1927 in Elsevier verscheen, was de naam van het personage gewijzigd in Hilarion de Maegdeleer.
[4] Het personage Professor Paulonius in De ontgoochelde gast was gemodelleerd naar Paul Fredericq. Zie ook brief 332, noot 6. Om hem te ridiculiseren liet Van de Woestijne het personage eindeloos doorbomen over de bereidingswijze en de herkomst van Hollandse haring.
[5] Het personage Albert uit De ontgoochelde gast is een malacoloog. Hij verklaart die ietwat merkwaardige wetenschapsdiscipline als volgt: 'Dat is, ziet u, zooveel als slakkenkunde. [...] Ik hou me meer speciaal met slakken bezig, mevrouw, en meer in 't bijzonder nog met het gezichtsvermogen der slakken, mevrouw.'
[6] Henri Heymvaert is het hoofdpersonage uit het eerste deel van De ontgoochelde gast, die in het begin van het verhaal vol walging het gedrag van enkele dikke, tafelende gasten overschouwt.
[*] 'Cauchemar': nachtmerrie.
[7] 'Ferociteit': wildheid, wreedheid. De Bom bedoelt Joris-Karl Huysmans.
[8] Met de 'Ingoyghemsche conterfeitsels' bedoelt De Bom Van de Woestijnes verslag over de Hugo Verriest-hulde, dat op 19 augustus 1913 onder de titel 'De een en twintigste Vlaamsche kop, mits­gaders eenige andere' in de NRC verscheen. Van de Woestijne vermeldt daarin 'Pauline-de-meid, de trouwe verzorgster van den Meester', die beschaamd 'naar haare keuken' vluchtte, wanneer De Bom haar 'eene gulle hand' reikte. Over Toussaint schreef Van de Woestijne: 'Secretaris Toussaint van Boelaere, die er als gezoden uitziet — in acht dagen heeft hij geen tien uren mogen slapen —, wipt vlug een glas champagne binnen, en schiet dan weer naar buiten, waar hem de zorg voor den ordedienst is opgedragen.'
[9] Het huldefeest voor Hugo Verriest had de VVL, die het feest georganiseerd had, ondanks (of juist door) de grote opkomst met een financiële kater opgezadeld. Streuvels onderhield het contact met de nog niet uitbetaalde leveranciers, en kreeg dus al hun gemor over zich heen, waardoor hij erg misnoegd was over de financiële misser. Hij achtte Alfons Sevens verantwoordelijk voor het probleem.
[*] 'Gascon': opschepper. Het woord is afgeleid van het 'Gascons', een dialect van het Occitaans. De Bom bedoelt dat de financiële kater volgens Streuvels volledig Sevens' schuld is. Sevens was na het feest meteen naar zijn thuisbasis (Gent) teruggekeerd.
[10] Het was de bedoeling dat er naar aanleiding van de Verriest-hulde een gedenkboek zou verschijnen. Meteen na het feest konden geïnteresseerden zich inschrijven om het boek nadien te ontvangen. Daarvoor moesten ze alvast een voorschot betalen. De Bom hoopte dat deze inkomsten het financiële probleem zouden oplossen. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is het gedenkboek nooit verschenen. Wie het boek vooraf besteld had, kreeg zijn geld ook nooit terug.
[11] Wellicht wordt hier J. van den Broeck bedoeld, die het 'Hygiënisch Instituut' in Antwerpen had opgericht en die in die context een grote invloed uitoefende op Nora de Bom. Zie o.m. het dossier 'Hygiënisch Gesticht Van den Broeck' in het archief van Emmanuel de Bom, bewaard in het Letterenhuis (B 798/D).

Register

Naam - persoon

Barbey d' Aurevilly, Jules (° 1808 - ✝ 1889)

Franse dandyeske schrijver.

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Broeck, J. van den

'Natuurarts' die in Antwerpen aan de Zuiderlei 106 (de huidige Amerikalei) een 'Hygiënisch Gesticht' bestuurde, waar Nora de Bom in de 'Studiekring Natuurleven' een periode lessen heeft gevolgd. Prominent lesgever en later 'uithangbord' van het gesticht was Alwyn van Son (1889-1955), die een grote invloed uitoefende op de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van Nora de Bom.

Fredericq, Paul (° 1850 - ✝ 1920)

Hoogleraar Nederlandse literatuur en nationale geschiedenis aan de Gentse universiteit. Hij staat bekend als de 'officiële ideoloog' van het liberale flamingantisme. In 1876 bekeerde hij zich tot het protestantisme. In 1883 werd hij hoofdredacteur van Het Volksbelang, en tussen 1887 en 1920 was hij voorzitter van de Gentse afdeling van het Willemsfonds. In die hoedanigheid richtte hij vijf volksbibliotheken op. Hij was familie van Cyriel Buysse en de gezusters Loveling.

Huysmans, Joris-Karl (° 1848 - ✝ 1907)

Franse auteur met Nederlandse en Vlaamse roots. Zijn werk is bekend om de pessimistische ondertoon, en evolueerde van naturalisme naar decadentisme en zelfs satanisme, tot hij zich tot het christendom wendde en zijn werk van katholieke elementen liet doordringen. Zijn A rebours (1884) werd 'de bijbel' van het symbolisme genoemd.

Saedeleer, Valerius de (° 1876 - ✝ 1941)

Socialistisch en anarchistisch geïnspireerde landschapsschilder uit de eerste groep Latemse kunstenaars.

Sevens, Alfons (° 1877 - ✝ 1961)

Schrijver van poëzie, proza en toneelstukken, waarin zijn ideeën over de Vlaamse Beweging telkens centraal stonden. Als lid van de Vereniging van Vlaamsche Letterkundigen organiseerde hij geregeld culturele massabetogingen, herdenkingen en huldefeesten.

Sielbo, Coleta

Zus van de moeder (Antigone Sielbo) van Karel van de Woestijne, en dus een tante van hem. Ze zou voor Van de Woestijne een inspiratie geweest zijn toen hij het personage Pigritia bedacht voor zijn Blauwbaard of het zuivere inzicht. Ook voor het hoofdpersonage van het verhaal 'De dag van Tante Anacleta' zou ze model hebben gestaan.

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Teirlinck, Herman (° 1879 - ✝ 1967)

Auteur van romans, poëzie en theater. Heeft zowel aan Van Nu en Straks, Vlaanderen als aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift meegewerkt, waardoor hij als het ware een halve eeuw de literatuur en de geest van de Van Nu en Straks'ers heeft voortgezet. Samen met Van de Woestijne publiceerde hij in 1928 de brievenroman De leemen torens.

Toussaint van Boelaere, Fernand V. (° 1875 - ✝ 1947)

Vlaamse prozaschrijver die naam maakte in de Tweede Reeks van het tijdschrift Van Nu en Straks. In 1907 stond hij mee aan de wieg van de Vereniging van Vlaamsche Letterkundigen, waarvan hij ook een tijd secretaris was.

Verriest, Hugo (° 1840 - ✝ 1922)

Schrijver, redenaar en cultuurflamingant die tussen 1895 en 1913 in Ingooigem pastoor was.

Woestijne, Gustave van de (° 1881 - ✝ 1947)

Van zijn drie broers had Karel van de Woestijne met Gustave het beste contact, al was het maar omdat ze beiden artistieke aspiraties hadden. Na hun jeugdjaren in Gent vestigden ze zich in 1900 in Sint-Martens-Latem en werden ze spilfiguren van de eerste groep Latemse kunstenaars. Gustave groeide uit tot een van de bekendste Vlaamse schilders van de twintigste eeuw.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.

Titel - krant/tijdschrift