<Resultaat 104 van 1419

>

Ende, toen ik Uw heerlijke woorden ontving,[1] kwam de Muze tot mij; zij kuste me op de lippen, en ze dicteerde:
Ik weet niet, eedle Boele,
Hoe ik U zeggen moet
Wat ik al voor u voele;
Maar dit is zeker: 'k vind u goed,

Of liever: heerlijk, lekker,
En 'k denk aan u als aan
Een schuimend vollen beker (!)
Champagner–wijn — o zoete waan!

En sinds ik u als Flanor ken[2]
— flaneerend door der Kunsten paadjes —
die Flanor met zijn kiesche pen,
En met zijn nimmer stroeve praatjes; (*)

Sinds hoû ik nog wel honderd keer
Zooveel van U, o waarde Vrind!
En 'k vraag mij af: wanneer, wanneer
Is 't lot ons weer eens goed gezind

En zien wij — Gust en ik — U in den Haag eens weer?
Hierbinnen antwoordt mij een stem,
Met vreugde en klem:
Misschien wel eer
Dan hij het denkt.
In elk geval, zoo gauw
Mevrouw
Fortuin ons wenkt!

(*) Wie teekent al die witzige plaatjes?

Ik schreef aan Vermeylen (Pachécostraat, 81, Brussel).[3] Hij zal mij iets zenden voor den Spectator. Dàt zal goèd zìjn![4]
Mag ik... misbruik maken van uw zoo welwillende "vergunning"? Zend mij dan te(r) leen Inwijding van Vosmaer.[5] En mag ook Gust het lezen? Ik sprak hem zoo dikwerf over dien Helleenschen halven god, dat hij, die Baudelaire en Richepin van buiten kent, in den grond zonk, toen hij bekende niets van hem gelezen te hebben!
Wat denkt Flanor van 't volgende? Er zijn stellig fouten in. Het behoort tot een bundel, dien 'k zal maken, getiteld "Stemmen der Schelde". Cyclus.[6] Met wijzigingen ontfermt zich de Spectator misschien wel eens... neen, mondje dicht, onbeschaamde rekel!
Avond aan de Schelde.[7]
't Is avond nu. De wijde polder slaapt
Reeds in een wâ van grauwen mist
Als in een wollen deken. Aan gindsche kim,
Waar flauwtjes nog een zweem van goud glanst,
Werd even 't lijk der zon begraven,
Begraven met een vorstelijke plecht.
't Werd alles plotsling treurig toen.
Zwaarmoedig suisde 't windjen op de baren,
Waar pijnlijk bloed'ge tranen blonken,
Als leekten zij uit duizend oogen...
En toen de Vorst ter ruste was gebracht,
Heel 't Westen hulde zich in rouwkrep.
Zacht, zachte daalde toen de nacht,
Gedragen door den wind, die 'n droevig
Wijsje neurde, een ingehouden klacht...

't Geraas verstomt. Klaar hoort men slechts het feez'len
Der golven, mengend zich met 't zoeven van den wind.
Nu komen vreemde schimmen weem'len op den vloed,
Als dartele sirenen — hoort gij die lokstem niet?
Geheimzinnig is 't uur... (Maar) Daar fonk'len
Eensklaps duizend lichten aan den oever.
Daar leeft in 't water een paleis,
Gebouwd op duizend gouden pijlers,
Die dansend krink'len met den stroom.
Daar waren feeën, dwergen om en houden een festijn.
Mij dunkt ik hoor het feestgedruisch, het schuimen van den wijn —
Een vreemde melodie, die dronken maakt, als edel druivenbloed...
Daar snijdt een zwart gevaart', een reuz'ge visch gelijk.
Door 't water heen, en doet de zuilen op hun vesten beven...
't Paleis schijnt in te storten — en mijne droomen meê...

Op d'andren oever heerscht het 'heimvol duister nog.
Maar dàar ook worden, éen na éen, de lichtjes
Aangestoken, die telkens, dwaallichten gelijk, den grond ontschieten...

Met breede golving deint de Schelde
En schijnt de poez'le arm van eene reuzendochter,
Die 't slapend Vlaand'ren zou omhelzen...


16 Nov[ember] 90 Antw[erpen]
Uw steeds innige
Emm[anuel] de Bom.

Annotations

[1] Niet teruggevonden.
[2] 'Flanor' was de schuilnaam waaronder Boele van Hensbroek in De Nederlandsche spectator de Vlugmaren van Carel Vosmaer voortzette.
[3] Niet teruggevonden.
[5] De eerste uitgave daarvan verscheen (posthuum) in 1888.
[6] Nooit verschenen.
[7] In De Boms notities in zijn Aanteekeningen X van mei 1890 (bezit Letterenhuis; p. 68–71) komt de originele versie voor waarvan de ettelijke malen verbeterde tekst in deze brief werd overgenomen. De oorspronkelijke titel luidde Nacht aan de Schelde. De datering op 16 november 1890 stemt overeen met de dagtekening die in het notaboekje vermeld wordt.

Register

Naam - persoon

Boele Van Hensbroek, Pieter Andreas Martin (° Den Haag, 1853-01-23 - ✝ Den Haag, 1912-09-26)

Boekhandelaar, uitgever en letterkundige.

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Richepin, Jules (gen. Jean) (° Médéa (Algerije), 1849 - ✝ Parijs, 1926)

Eigenlijk: Jules Richepin.

Schrijver.

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Vosmaer, Carel (° Den Haag, 1826-03-20 - ✝ Territet (Montreux), 1888-06-12)

Schrijver.

Titel - krant/tijdschrift

Nederlandsche Spectator, De (° 1856 - ✝ 1908)

Weekblad.