<Resultaat 313 van 1419

>

Beste Kerel
Ik heb daarnet twee pagina's, die ik al voor je geschreven had, in den kachel gestopt. — Dat komt: ik was begonnen met je m'n "geheim" mee te deelen. Maar onder de hand voelde ik dat ik niet mocht. Om je alles te doen begrijpen zou ik je te veel moeten vertellen, ook van háar omstandigheden. En daar heb ik [']t recht niet toe.[1] Misschien later, als alles een keer genomen heeft. Ook kan ik nu niet in m'n ziel wroeten, alles weer ophalen wat ik al die laatste maanden doorleefd heb. Ik besluit nu alles heel diep in me en zelfs m'n trouwste vrienden hier vertel ik er niets meer van, zoo bang dat ze me toch niet begrijpen zouden, omdat [']t zoo'n samenweefsel van fijne draden is. Er is zooveel moois in en ook leelijks en slechts. Maar ik heb zelf het oog op het laatste verloren, zooals het gaat. Iets onreins of onheiligs echter niet. Ik zou niet willen dat je dat kondt denken, in je gedachten haar bezoedelen, die ik heiligst houd. — Ouderwetsch, hè! Of heel modern?
Maar laat ik nou niet over mezelf beginnen. Ik heb niet veel te vertellen. Werken doe ik als een dommekracht, zonder de echte opgewektheid. Ik heb een gevoel dat ik hard achteruitga door al dat geploeter voor de periodieke pers,[2] waardoor m'n tijd en m'n denken zoo verbrokkeld worden, dat er niets heels in me blijft. Al dat vervloekte gezeur van soms twee artikels op éen dag. Hoe moet je daar den kop bij houden? — Als de menschen hier maar beter betaalden! Daar heb ik nu eindelijk m'n bundel studies uitgegeven, waarvan ik je hierbij een ex[emplaar] zend.[3] Als ik nooit meer iets goeds schrijf, kan die ten minste voor me spreken. Terwijl [2] ik de dingen op [']t proefblad las, vond ik ze meest alle miserabel; nu denk ik er weer wat gunstiger over. Maar voor iemand die al haast 30 jaar is, is 't 'n bedroefd bagagetje. Als ik daar jouw werkprogram eens bij vergelijk. — studies, romans! Gelukkige kerel, die zijn vrijen tijd niet hoeft te verbeuzelen met allerlei dingen en z'n avonden vrij heeft om kunst te maken. Ik ben erg verlangend iets van je te krijgen!
Ja [']t leven is 'n vervelend, saai ding, omdat [']t je altijd in elkaar knijpt, [']t maakt je klein, waar je van iets groots gedroomd hebt. En als ik me dan inleef in wat jij hebt moeten doorstaan, na je besluit om te breken. Ik heb [']t zelf al driemaal beproefd en telkens heb ik weer aangeknoopt. — In de leegte van dat niets te leven was me onmogelijk, al is het "iets" toch ook maar een flauwe afschijn van wat ik zou verlangen. Af en toe heb ik wel eens [']n bui, waarin ik hard getrokken word naar m'n werk en denk dat dit m'n alles moest wezen. Maar dat zijn buien — en dan komt de behoefte naar het warm menschelijk leven te heviger terug. Vooral bij mij, die meer een ontledend en reflecteerend mensch ben dan een scheppende artistieke natuur. De drang om zelf te produceeren is wel in me geweest, maar het leven heeft hem gedoofd omdat ik geen tijd had om 'm te cultiveeren. Toen ik in jouw leeftijd was, begon ik telkens met nieuwe plannen voor tooneelstukken. Een, in 5 bedr[ijven] was bijna gereed gekomen. Het zou, voor dien tijd een knap stuk zijn geweest. Toen heb ik het laten liggen en nu is 't te ver van me af.[4] Ook heb ik geen illusies meer van ons tooneel. [']t Ziet er zoo treurig uit. En alleen af en toe bij oogenblikken, heb ik weer den lust om te zeggen: ik zal het beter maken![5] Ik ben wel een actief temperament, 'n mensch om te handelen, in te grijpen in [']t leven. En — ik ben krantenschrijver geworden. Bah!
Kerel, word toch geen journalist als je er buiten kunt!
Ik weet zelf niet wat ik wil; soms zou ik als sociaal agitator willen optreden en dan vind ik kunst een ongepermitteerd weelde-artikel. Als ik iets vinden kon, om alle behoeften ineens te voldoen — m'n litteraire studies te voltooien, [3] m'n scheppingsdrang te ontwikkelen, actief in [']t leven op te treden en voor de misdeelden en armen te werken. Juist dat vele, dat ik zou willen, maakt me onbevredigd en is oorzaak dat ik tot niets kom.[6]
'n Egoïst als ik ben! Nu heb ik toch heelemaal over mezelf gepraat. Maar er is toch ook wel iets voor jou in??
En nu mijn beschouwing over de Vlaamsche beweging — Wat zal ik je daarvan zeggen? Indertijd heb ik er erg mee opgehad en een anderhalf jaar lang heb ik dan ook uit louter liefde voor de goede zaak gratis weekbrieven aan De kleine Gazette geschreven wat ik toen nog het beste weekblad vond. Juist daarom is het overleden.[7] Toch voel ik er nòg voor, maar ik heb eens m'n haat willen zeggen tegen die kleine menschen, die de mooie beweging uit kleinzieligheid klein maken. Het echte élan ontbreekt er in en de zelfvergoding maakt den toestand nog erger. In sommige opzichten ben ik nu eenmaal 'n dr Stockmann en liever zie ik de heele beweging te niet gaan dan dat ik uit zgn. patriottische overwegingen mooi en lief en aardig zou noemen wat het niet is. Ik geloof stellig dat er in de Vlamingen een stevige kern is, die maar ontwikkeld moet worden en waardoor wij Noordelijken ook aan vastheid kunnen winnen. Maar juist daarom was het noodig dat al het onkruid eens werd uitgewied. Daartoe heb ik [']t mijne pogen te doen. [']t Is juist omdat ik veel van de Vlamingen verwacht, dat ik mijn artikel zoo geschreven heb. Wat ik onbeduidend vind, bespreek en becritiseer ik nooit. [']t Is jammer dat gij er onaangenaamheid over hadt. Doch wie U verdachten van mij geïnspireerd te hebben, kennen mij al heel weinig. Ik ben gewend op eigen beenen te loopen en hoop hun dat bij gelegenheid eens te vertellen. Omtrent de vooruitzichten hier weet ik nog niets meer. Alles hangt nog. Misschien wel tot het voorjaar. Ik kan, hoe [']t me ook spijt, de uitbarstende crisis niet verhaasten.[8]
En nu, houd den kop maar boven water. Probeer eerst wat je kunt doen met inspanning van alle krachten. Om zelfmoordgedachten te kweeken, daar zul je over eenige jaren desnoods [4] ook nog toe kunnen komen. Ik heb ze ook gehad — Nu zijn ze weer weg. Er behoort zooveel moed toe! En alle illusies moeten wel uit ons zijn.
Met hartelijken handdruk
Leo Simons
Krijg ik spoedig wat van je te lezen ?

Annotations

[1] Met dit "geheim" bedoelde Simons wellicht zijn relatie met de toneelschrijfster Josine Mees. Zij was op dat ogenblik nog gehuwd met de Rotterdamse geneesheer J. Browne. Na haar scheiding trouwde ze in 1894 met Leo Simons. Zie B. Hunningher, 'Josine Simons-Mees', in: Toneel en werkelijkheid (Rotterdam, W.L. en J. Brusse, 1947), p. 61-127.
[2] Volgens Nico van Suchtelen zou Simons in deze periode meewerken of meegewerkt hebben aan Het vaderland, De kunstbode, Nederland, de Oprechte Haarlemsche courant, Het tooneel en aan "verschillende andere tijdschriften". Zie N. van Suchtelen, 'Leo Simons', in: Ter herinnering aan Dr. Leo Simons (Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1932), p. 5-7. Simons had voor 1888 ook meegewerkt aan het Antwerpse weekblad De kleine gazet. Zie hierover verder [7]. In 1891 was hij ook redactielid van De gids. Zie brief 186, noot 2. Tenslotte was hij ook medewerker van Het nieuwsblad voor Nederland; zie [3].
[3] Leo Simons, Besproken plaatsen (Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1891). De Stadsbibliotheek Antwerpen bezit een exemplaar van dit werk, waarin Simons de volgende opdracht schreef: "Mijnen vriend Em[manuel] De Bom; Amsterdam 27 nov. 1891, Leo Simons Mz.". Het boek bestaat uit een bundel opstellen, waarvan het merendeel verscheen in de Oprechte Haarlemsche courant, Het tooneel, en het zondagsblad van het Nieuwsblad voor Nederland. Onder die opstellen bevinden zich ook een aantal essays over Henrik Ibsen en zijn werk, die later warm aanbevolen werden in Emmanuel de Bom, Henrik Ibsen en zijn werk (Gent, Ad. Hoste - Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1893). De verschijning van Besproken plaatsen werd gemeld in De Vlaamsche School, nr. V (1892), p. 16.
[4] Dit toneelstuk werd niet teruggevonden. Het is evenwel mogelijk dat Simons delen van dit stuk verwerkt heeft in verschillende eenakters die hij nadien publiceerde onder het pseudoniem Albert de Vries, en die hijzelf in een lijst voor aanbevelenswaardige stukken voor het volkstoneel aanhaalde. Deze eenakters heetten o.m. De courant, Crediet, De nieuwe directeur en De journaliste. Zie Leo Simons, Voordragen en toneelspelen (Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1915), p. 31-32.
[5] Het leven en werk van Leo Simons reveleren zijn grote belangstelling voor het toneel, en steeds heeft hij zich opgeworpen als promotor van de toneelvernieuwing. Circa 1890 strekte zijn toneelactiviteit zich uit over verschillende domeinen: van 1886 tot 1890 had Simons het redacteurschap waargenomen van Het tooneel, orgaan van het Nederlandsch Tooneelverbond. Zie Het tooneel, XVI, nr. 1 (1886-1887), p. 1-4 en XIX, nr. 10 (1 maart 1890), p. 79. Tot 1892 gaf hij les aan de Amsterdamse toneelschool. Zie Het tooneel, XXI, nr. 1 (15 okt. 1891), p. 2. Een strijdende rol voor vernieuwing nam hij op, zowel in het beroepstoneel — zie brief 159, noot 6 — als in het volkstoneel. Dat laatste moet gezien worden in het licht van Simons' sociale bewogenheid; zie hierover meer in [6]. Hij richtte zo in de Amsterdamse ontwikkelingsclub Ons Huis een toneelvereniging op waarvoor leden uit alle standen gerecruteerd werden. Deze vereniging, waarvan hij zowel de regisseur als de souffleur was, leidde hijzelf tien jaar lang. In deze jaren was hij van mening dat het Nederlandse beroepstoneel totaal verstard was in conventionalisme en geloofde hij dat de toekomst van het toneel uitsluitend bij het dilettantentoneel lag. Zie P. Endt, 'Het maatschappelijk streven van L.Simons en zijn arbeid voor het tooneel', in: Ter herinnering aan Dr. Leo Simons (Amsterdam, Maatschappij ter verspreiding van Goede en Goedkoope Lectuur, 1932), p. 23-36. Zie ook Leo Simons, Voordragen en tooneelspelen (Amsterdam, Maatschappij ter Verspreiding van Goede en Goedkoope Lectuur, 1915), p. 3 en 24-25. Reeds in die tijd, en verder gedurende zijn hele leven, schreef Simons kritieken en studies over het toneel, over toneelspelen en -opvoeringen, hetzij in dagbladen en tijdschriften, hetzij in gebonden publicaties, terwijl hij ook zelf enkele toneelstukken schreef — zie b.v. [4] — vaak in samenwerking met Josine Mees, die in 1894 zijn echtgenote werd. Zie B. Hunningher, 'Josine Simons-Mees', in: Toneel en werkelijkheid (Rotterdam, W.L. en J. Brusse, 1947), p. 61-127. De bedrijvigheid op toneelgebied die Simons' hele leven typeerde, vond uiteindelijk haar neerslag in een vijfdelig werk, waaraan hij de laatste twaalf jaren voor zijn dood bezig was, nl. Het drama en het tooneel in hun ontwikkeling (Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1921-1933. Zie ook Nico van Suchtelen, 'Leo Simons', in: Ter herinnering aan Dr. Leo Simons (Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1932), p. 13-14.
[6] In de jaren negentig had Simons' sociale belangstelling voornamelijk betrekking op de culturele ontwikkeling van het volk, en zijn activiteiten in verband hiermee moeten gesitueerd worden in het kader van zijn deelname aan het Toynbee-werk, dit zowel voor wat de promotie van het volkstoneel betreft (zie [5]) als de oprichting en de uitbreiding van de openbare leeszalen. Simons richtte aldus in 1888 te Amsterdam de vereniging Leeskunst op, en werd in datzelfde jaar ook één der medestichters van de reeds vermelde ontwikkelingsclub Ons Huis (zie [5]). Aan deze sociale belangstelling koppelde hij ook literairwetenschappelijke aspiraties, en zo verzorgde hij bijvoorbeeld 2 reeksen studies van de hand van verschillende auteurs over maatschappelijke problemen die onder zijn redactie werden gepubliceerd. Als redacteur hield Simons zich niet enkel bezig met het samenbundelen van werk van anderen, maar zelf schreef hij ook enkele studies. Zie Leo Simons, Studies en volkskracht (Haarlem, De Erven F.Bohn, 1903-1905. Zo schreef hij onder de titel 'De toekomstwaarde van onze jongste maatschappelijke woelingen' een inleiding voor het eerste nummer van de eerste reeks hiervan. In de tweede reeks verscheen een nummer (7), dat geheel werd samengesteld door Simons, met als titel Wettelijke bescherming onzer arbeiders.
[7] Waarschijnlijk werd hier De kleine gazet bedoeld, een liberaal Vlaamsgezind Antwerps weekblad dat aldaar verscheen van 1879 tot 1888 — zie brief 3 (1890), noot 2 — en waaraan Simons als opvolger van de Nederlandse correspondent Jan van Woerden meewerkte van 27 juli 1884 tot 3 jan. 1886 met in totaal 35 bijdragen. Zie De kleine gazet van 27 juli 1884), p. 2-3 en van 3 jan. 1886), p.3 en al de nummers van dit weekblad tussen beide data, waarin 35 maal de rubriek 'Uit Noord-Nederland', getekend met de initialen L.S., verscheen.

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Mees, Josine Adriana (° Rotterdam, 1863-06-26 - ✝ Den Haag, 1948-03-11)

Toneelschrijfster.

Huwde in 1894 met Leo Simons.

Simons, Leo Mz (° Den Haag, 1862-08-01 - ✝ Rotterdam, 1932-06-11)

Auteur, uitgever (Wereldbibliotheek) en Vondelkenner.

Titel - krant/tijdschrift

Gids, De (° 1837 - °)

Cultureel en sociaal tijdschrift.

Kunstbode, De (° 1884 - ✝ 1879)

Weekblad, gewijd aan muziek, toneel, schilderkunst, beeldhouwkunst, kunstnijverheid enz... voor Holland en België.

Het eerste nummer verscheen in november 1884 bij J.J.Hofstede in Amsterdam; versmolt later met De portefeuille (1879-1895).

Nederland (° 1849 - ✝ 1944)

Nederlands literair tijdschrift.

Tijdens de tweede wereldoorlog "gelijkgeschakeld" tijdschrift, onder redactie van o.m. Willem Haighton, broer van de fascist Alfred Haighton. Van 1849 tot 1853 had het blad de ondertitel "proza en poëzy van Nederlandsche auteurs", daarna "verzameling van oorspronkelijke bijdragen van Nederlandsche auteurs". Mr. M.G.L. van Loghem (pseudoniem: Fiore della Neve) was redacteur van 1887 tot 1920.

Nieuwsblad Voor Nederland, Het (° 1883 - ✝ 1914)

Nederlands blad, opvolger van het Nieuw Vliegend Blad. Verscheen driemaal per week en werd uitgegeven van 02/08/1883 tot 08/08/1914. Directeur-eigenaar was D.A.van Waalwijk. Op maandag werd een Zondagsblad van het Nieuwsblad voor Nederland bij de krant gevoegd. Van beide publikaties blijven slecht enkele exemplaren bewaard in het Gemeentearchief van Amsterdam en in het Nederlands Persmuseum (Amsterdam). Ze waren neutraal maar Oranje-gezind, en populair van toon.

Oprechte Haarlemsche Courant, De (° 1847 - ✝ 1941)

Nederlands dagblad met zeer oude traditie. Werd in 1656 gesticht door Abraham Casteleyn als Weeckelijke Courante van Europa. Werd twee jaar later Haarlemsche Courant, waaraan in 1664 het woord Opregte werd toegevoegd. Pas vanaf de 19de eeuw (1847) verscheen het als dagblad. Omstreeks 1890 behoorde het tot de meest gelezen kranten van Nederland, grotendeels omwille van de rubriek familieadvertenties, wat de krant ook de naam "dameskrant" opleverde. Smolt in 1941 samen met Haarlems dagblad onder de naam Haarlemsche courant.

Tooneel, Het (° 1882 - °)

Orgaan van het Nederlandsen Tooneelverbond.

Vaderland, Het 1869 -

Haagse krant. 1869 -

Bestaat nog steeds, nu als ochtendblad.

Vlaamsche School, De (° 1855 - ✝ 1901)

Tijdschrift voor kunsten, wetenschappen, letteren, oudheidkunde en kunstnijverheid.

Naam - instituut/vereniging

Leeskunst (amsterdam) (° 1890 - °)

Soort leesclubje, door L.Simons Mz., V.K.L. van Os en Wertheim in 1890 gesticht, met het doel, in navolging van het zogenaamde 'Toynbee-werk', aan cultuurspreiding te doen onder de minder bevoorrechte klassen. De leiders van het groepje namen daartoe elke week gedurende enkele uren een tiental personen onder hun hoede die ze bij het lezen begeleidden. L.Simons hield met dit soort activiteiten op toen hij in 1893 naar Engeland vertrok. Hoe lang de club bleef verderbestaan, werd niet achterhaald. Wel deed Simons in 1917 vanuit de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur opnieuw een oproep tot het vormen van dergelijke leesgezelschappen.

Nederlandsch Tooneelverbond (° 1869 - ✝ 1896)

Vlaams-Nederlandse vereniging.

Ons Huis

Een in 1892 te Amsterdam opgericht instituut voor volksontwikkeling. Qua opzet voorloper van de latere volksuniversiteiten. De doelstellingen, namelijk beschavingsoverdracht bewerkstelligen tot in alle lagen van de bevolking, liepen parallel met die van de zogenaamde Toynbeehuizen, waarvan het eerste, de Toynbee-hall, in 1880 in het Londense East End was ontstaan. Tot de stuwende krachten achter het Amsterdamse Ons Huis behoorde o.m. Leo Simons Mz.