<Resultaat 315 van 1419

>

Kapitale kerel,
Ik was me met angst aan 't afvragen wat er tusschen ons beiden wel gebeurt, dat we elkaar zoo weinig meê te deelen hebben. Ik had u al lang moeten schrijven, en 'k gevoelde dat ik u niets zeggen kon; langs eenen kant ben ik wel wat beschaamd om mijn bespottelijke karakterslapheid, die eindigen moet met me uw vriendschap af te nemen; anderzijds was ik eens aan 't beproeven, welk effect het maakt, als men zelfzuchtig zijn intiemste gedachten voor zich houdt. Ach, 't is waar, die dingen zijn alle zoo stom en zoo kleinmenschelijk dat het wezenlijk de moeîte onwaard is er inkt aan te verspillen.
Nu heb ik echter een besluit genomen, dat mijn zeer delicate gevoelens (misschien noemt ge 't sentimenteele —) wel stuit, maar, als sceptiek toekijkend artìst op dit mierennest, mijn vermogens van waarnemer zal versterken. Ik ga dood-eenvoudig met Cl[ara] niet afbreken, maar altijd voort correspondeeren als we thans doen, — de catastrophe afwachten, zelf geen stap doen, een zeer lijdzame rol spelen — maar tevens, me niet laten opslorpen: een pure rol van waarnemer.
Tusschen haakjes, ik begin physiek erg das Weibliche te ontberen, hoor! Smerig, dat een mensch niet buiten om kan. En een ander wil, mag ik niet!
Ik voel zeer goed, waarom gij weinig aandrang voelt mij te schrijven: gij hebt uitmuntende kerels te Brussel, echte artiesten, die u 't leed, met al de gemeen-voelenden of onbeduidende imbéciles te moeten omgaan, doen vergeten. En dan Jacques!
[2]
Ik zal blij zijn dat ik dien fideelen, typigen Jacques, met z'n goedige oogen, en zijn enorme energie verscholen onder schijnbare vermoeienis en zijn plezierig uitgedrukten walg van leven, bij me zal hebben. Hoe beestig, dat voor mij — oud is mijn liêken — alweer de zeven magere koeien Pharao's verschenen zijn? Dat heeft me heel den tijd het samenzijn met Georg Dw[elshauvers] ook vergald. A propos, gij moet mij eens zeggen, wat die over me denkt — rechtuit —. Zeg hem natuurlijk dat hij zich bedriegt, dat ik ziek, menschziek, onmogelijk was, dat ik zóó imbécile niet ben enz. enz.
Wat ge me van uw roman vertelt, doet me altijd pijn als ik bedenk, dat ik... Vertel me dus veel, dat wekt me op. Aan Jacques zal ik daarover misschien een en ander op de mouw spelden.
Boele v[an Hensbroek] is een bourgeois, die soms wanhopig vervelend is. Ik heb hem voor langen tijd geschreven, geen antwoord. Dat hij u niet antwoordt vind ik empörend. Ik zou de Spectator wel naar de maan zenden, indien ik hem voor de centen niet wilde behouden. 't Is een goed werk een ezel te laten geld leggen.
Ik heb iets in mijn bol, waar de Schelde zal in bruisen........ brrr![1] Las en Lees: Huret,[2] De Familie Selicke,[3] Swinburne, Poë, Flaubert, Frits Reuter, Vosmaer, Huysmans, etc. etc.
Binnen 2 à 3 weken den Volksvijand.[4]. Wanneer komt ge los te peerd (zoo noemen ónze ketjes een velocipède) naar hier?
Pootverkneukelende kneep van Mane
Schreef een langen brief aan Simons. Als ge hier komt, neemt ge z'n boek meê,[5] of 'k geef het aan J[acques Dwelshauvers] meê.

Annotations

[1] Het is niet zeker waarover De Bom het hier precies heeft. Mogelijk gaat het om Emmanuel de Bom, 'De laatste', in: Zingende Vogels, II, 2de stuk, (1891), p. 102-105. 'De laatste' was kennelijk het vierde hoofdstuk was van een in voorbereiding zijnde roman. Een andere mogelikheid is: Emmanuel de Bom, 'Venetiaansch feest', in: Zingende Vogels, III, 3de stuk (1891), p. 70-71 (gedateerd "'91"). Beide stukjes handelen over de Schelde. 'Venetiaansch feest' is slechts een korte schets, waarin een groots opgezet vuurwerk langs het water wordt beschreven; 'De laatste' is daarentegen een psychologische studie van de 'kraanmaan' Mees, die, gebiologeerd door de duistere stroom, zelfmoord overweegt.
[2] Zie onder meer: Jules Huret, Enquête sur l'évolution littéraire (Parijs, Charpentier, 1891). De Enquête sur l'évolution littéraire was vooraf al verschenen in L'écho de Paris, waaraan Huret als journalist verbonden was. Zie hierover: [Anoniem], 'Enquête sur l'évolution littéraire', in: L'art moderne, XI, nr. 24 (zondag 14 juni 1891), p. 187-189. Dit artikel bevat ook het antwoord van Edmond Picard, die medewerker was van >L'art moderne, en tot wie Huret zich eveneens had gewend voor zijn reeks interviews. Zie ook Albert Giraud, 'Enquête sur l'évolution littéraire', in: La société nouvelle, VII, dl. II, nr. 81 (30 sept. 1891), p. 245-271 en nr. 82 (30 oktober 1891), p. 365-378. Het initiatief van Huret kende zo'n succes, dat het vrijwel onmiddellijk werd nagevolgd in Duitsland door Dr. Curt Grottewitz, en in België door de Brusselse krant La nation. Voor dat laatste, zie 'Le mois', in: La société nouvelle, VII, dl. II, nr. 81 (30 sept. 1891), p. 363 en 364.
Albert Giraud, die in bovengenoemd artikel de balans opmaakt van zowel de Franse als de Frans-Belgische literatuur, concludeert dat, wat België betreft, de slotsom volkomen tegengesteld was aan die van de Franse literatuur: "Tandis qu'en France nous assistons au crépuscule momentané d'un art magnifique dont la chaude clarté a doré I'Europe, nous observons en Belgique l'aurore d'une littérature nouvelle, appelée sans doute à de moins glorieuses destinées, mais dont la naissance, le développement et l'avenir ont déjà préoccupé, et préoccuperont d'avantage encore, les curiosités et la sympathie de la haute critique internationale".
[3] Arno Holz en Johannes Schlaf, Die Familie Selicke (Berlijn, W. Issleib, 1890). De Bom had dit toneelstuk, dat o.m. in 1890 op het programma stond van Die freie Bühne für modernes Leben te Berlijn, reeds vroeger gelezen. In zijn Aanteekeningen X van mei 1890 (bezit AMVC, p. 127-132) wijdde hij er een uitvoerige bespreking aan.
[4] Met de opvoering van Ibsens Een vijand van het volk door de groep van de Cirkschouwburg en in de vertaling van Emmanuel de Bom, verliep het allesbehalve vlot. De opvoering werd blijkbaar telkens weer verschoven, tot eindelijk in 1892 de De Vlaamsche School heel voorzichtig aankondigde dat "In de loop der maand Februari, hoogst waarschijnlijk, door het gezelschap van den Nieuwen Cirkschouwburg te Antwerpen, voor de eerste maal in Zuid-Nederland een werk van Ibsen [zal] opgevoerd worden, met name Een vijand des volks". Zie De Vlaamsche School, nr. V (1892), p. 16.
Daar kwam niets van terecht, hoewel De Vlaamsche School (nr. V (1892), p. 53) nog vol trots aankondigde: "Den 24ste Maart a.s. geeft de heer Henri Van Kuyck voor zijn benefietvoorstelling in den Cirkschouwburg van Antwerpen, de lang beloofde eerste voorstelling van Een vijand des volks, het beroemde drama van Henrik Ibsen." Slaan we echter de De Koophandel van Antwerpen van 24 maart 1892 open (p. 3), dan lezen we daar dat die avond Michel Strogoff, een drama in 10 taferelen "met optochten enz." gespeeld werd, dat al sinds 13 maart '92 op het programma stond. Henri van Kuyck gaf zijn benefietvoorstelling pas op dinsdag 5 april 1892 met... Laurierboom en bedelstaf, "een hartverscheurend drama"; zie De Koophandel van Antwerpen van 5 april 1892, p. 3. Over deze jammerlijke wending, die deze unieke kans tot het werkelijk opbeuren van het Vlaamse theaterleven uit die tijd nam, laten we De Bom zelf aan het woord, uit zijn inleiding tot zijn vertaling van Ibsens En folkefiende, waarin hij het droevige relaas geeft van de factoren die de opvoering van een werk van Ibsen te Antwerpen onmogelijk maakten:
"In een mooie opwelling van ambitie en kunstenaars-eergevoel, had een begaafde jonge tooneelspeler, wien ik reeds lang over Ibsen tooneel gesproken had, uitgeroepen: verdomd, dat wil ik spelen! Hij was letterlijk in de wolken met dit stuk. Het moest pakken, die vierde akt was een meesterstuk, zoo'n menschen van vleesch en bloed, zoo geheel vreemd aan al de theaterpatronen; die ademen, gaan en staan als wij; die de gedachten van onzen tijd en niet de uitgedroogde denkbeelden van een afgestorven tijdperk uitspreken en dat alles in een omgeving sober van decoratie, maar toch van zulke speciale atmosfeer doorwaaid: het bureel van een dagblad, een meeting-zaal — O, indien 't publiek het niet verstond, dan leverde het eenmaal het bewijs hoezeer het ten achter is! Maar hij zou 't opheffen, er zou een rilling van geestdrift door de toeschouwers loopen — als de beruchte spreekwoordelijke rilling, gebaard door den Max Havelaar. Ik maakte de vertaling met moed, een beetje sceptiek nochtans op den uitslag. Niet zonder recht. Het seizoen vorderde, van de vertooning kwam niets. Eindelijk vernamen de ingewijden dat twee acteurs om de rol van Stockmann hadden gekrakeeld. Mijn enthusiast stond zijn Stockmann af. De repetities begonnen, zegt men. Tot driemaal toe repeteerden ze wel, en men gaf het op; de acteurs bleeken er geen van allen iets van te begrijpen. "Geen stuk voor òns publiek — men zou niets hebben dan die menschen met hun gewetensbezwaren en hun verstandelijke omwentelingen — in de vergeethoek." Ik dacht een oogenblik dat men me voor 't lapje hield. Maar na overweging kwam 't me voor dat er toch een schijn van gegrondheid was in de aanmerking. Ongetwijfeld was de onderneming onder zekere opzichten gevaarlijk: acteurs, beschaafd genoeg om den samenhang en den geest van het werk te vatten, ontbraken. Zij zouden dien armen Vijand vermoorden. En het publiek, dat op den nog al effectmakende titel opkwam, zou in plaats van doorwrochte karakterstudies een kwastig poesjenellespel te zien gekregen hebben. Er moest dus gewacht worden tot onze acteurs beschaafd zijn. Minder waar echter voor wat de toeschouwers betreft; ik vertrouw dat, onder hen die Hamlet, den Koopman van Venetië, de Zomernachtsdroom en Rossi 's vertooningen te Antwerpen met zooveel eerbied aanhoorden, toch wel een minderheid zal gevonden worden die niet alleen aandacht maar ook eerlijke en warme waardeering zal over hebben voor 't werk van den Noorschen dramaturg. Die minderheid helpen vergrooten ten onzent door de vertaling van het werk in druk te laten verschijnen: ziedaar doel en middel, die voor de hand lagen. Een studie over heel het Werk van Henrik Ibsen, volge eerlang op deze eerste poging." Zie Emmanuel de Bom, Een vijand des volks van Henrik Ibsen (AMVC (B 708/H). Zie ook nog Emmanuel de Bom, Henrik Ibsen en zijn werk (Gent, Ad. Hoste, Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1893), p. 3.
[5] Namelijk Leo Simons' Besproken plaatsen. Zie brief 195, noot 3.

Register

Naam - persoon

Boele Van Hensbroek, Pieter Andreas Martin (° Den Haag, 1853-01-23 - ✝ Den Haag, 1912-09-26)

Boekhandelaar, uitgever en letterkundige.

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Dwelshauvers, Georges (° Brussel, 1866-09-06 - ✝ Parijs ?/?/, 1937)

Filosoof.

Broer van Jacques Dwelshauvers. Studeerde aan de ULB. Verbleef lange tijd in Duitsland waar hij leerling was van W. Wundt (deed o.m. filosofie aan de universiteit van Heidelberg van april 1891 tot het eind van het zomersemester). Werd in 1892 te Brussel speciaal doctor in de wijsbegeerte met zijn thesis Les principes de l'idéalisme scientifique, nadat een eerste proefschrift Psychologie de l'apperception et recherches expérimentales sur l'attention. Essai de psychologie physiologique. gebaseerd op zijn onderzoekingen in het laboratorium voor experimentele psychologie van W. Wundt, op principiële gronden was geweigerd. Was achtereenvolgens hoogleraar aan de ULB (1893-1918), aan de Catalaanse Universiteit te Barcelona (1918-?) en aan het Institut Catholique te Parijs (vanaf 1925). Publiceerde studies over J. Lagneau, H. Bergson en F. Nietzsche. Interesseerde zich ook voor het toneel wat zich uitte in studies over H. Ibsen, een vertaling van Goethes Iphigenies (1903) en een bewerking van Lessings Nathan der Weise (opgevoerd in het Théâtre du Parc te Brussel, 1904); schreef zelf ook een drama Ino (1913), geïnspireerd op Oedipus koning van Sophocles.

Dwelshauvers, (Jean) Jacques (° Brussel, 1872-07-09 - ✝ Montmaur-en-Diois (Drôme), 1940-11-14)

Kunsthistoricus en militant anarchist.

Broer van Georges Dwelshauvers en gezel van Clara Köttlitz, met wie hij in 1897 een vrij huwelijk aanging. Deed beloftevolle studies aan het Koninklijk Atheneum Brussel (afd. Latijn-Grieks), waar hij A.Vermeylen leerde kennen. Studeerde 1890-92 natuurwetenschappen aan de ULB (diploma van kandidaat in juli 1892). Met een beurs van de Jacobsstichting vatte hij in oktober 1892 studies in de medicijnen aan te Bologna, samen met de latere geneesheren Herman Köttlitz en Alfred Walravens. Hij verliet Bologna in 1897, zonder de hele cyclus te hebben beëindigd.

In hetzelfde jaar begonnen de eerste strubbelingen met Gust Vermeylen, i.v.m. diens huwelijk met Gaby Brouhon en de strekking en inhoud van Van Nu en Straks. Het jaar daarop maakte hij een nieuwe reis naar Bologna en Bergamo. In het voorjaar van 1899 trok hij met Clara naar Firenze, waar hij zich voortaan geheel aan kunsthistorisch onderzoek wijdde, geboeid door de figuur van Botticelli en de kuituur van het Quattrocento. Hij zou in Firenze ook nog de toelating hebben gevraagd zich voor de eindexamens geneeskunde aan te bieden, maar legde die nooit af. Zijn verblijf in en om Firenze (afwisselend te Calamecca en te Castello), dat tot 1906 duurde, werd regelmatig onderbroken voor reizen naar het thuisland, en naar Parijs.

In 1899 werd te Antwerpen trouwens zijn zoon Lorenzo (Jean-Jacques Erasme Laurent) geboren (op de akte tekende o.m. Emmanuel de Bom als getuige), en het gezin was er officieel ingeschreven aan de Montebellostraat 3 tot 1906. In dat jaar, verhuisden zij naar Colombes bij Parijs (Boulevard Gambetta 46, niet-geregistreerde verblijfplaats). Dwelshauvers, die zich intussen Mesnil noemde (naar twee dorpjes bij Dinant, de geboortestad van zijn vaders familie), onderhield er nauwe contacten met de anarchistische en internationalistische beweging. Hij verdiende de kost met het schrijven van reisgidsen, eerst bij Hachette (o.a. de Guide Joanne - na W.O.I Guide Bleu - over Noord-Italië), nadien bij Baedeker.

Tussen 1910 en 1914 vestigde het gezin Mesnil zich te Alfort bij Parijs, waar - gezien zijn moeilijkheden met de geheime politie - evenmin een officiële inschrijving werd genoteerd. Jacques Mesnil stierf in niet opgehelderde omstandigheden te Montmaur, waar zijn zoon toen zou hebben gewoond; hij leed toen al enkele jaren aan een hart- en nierziekte waarvoor hij o.m. door dokter Schamelhout werd behandeld. Behalve aan Van Nu en Straks werkte hij nog mee aan Mercure de France, La société nouvelle, Ontwaking, Onze kunst, Revista d'Arte, Gazette des beaux arts, Burlington Magazine, de Parijse krant L'Humanité en het Italiaanse Avanti. Een bibliografie kan men terugvinden in de geciteerde bronnen.

Gaesch, Clara Joanna Maria (° Königsberg (Pruisen; thans Kalingrad, USSR), 1866-02-23 - ✝ – Antwerpen, 1895-03-14)

Cafézangeres.

Was ongehuwd en werkte tot 1891 in The Music Hall aan het Falconplein. Op het ogenblik dat ze een relatie had met Emmanuel de Bom, verwachtteze een kind, dat in 1895 een tijdlang bij De Boms zuster Jeanne werd opgenomen. Een zuster van Clara, Augusta, werkte ook als zangeres in de Statiestraat en zou in 1895 in Kopenhagen hebben verbleven. Clara's laatste adres was Dambruggestraat 85, Antwerpen.

Holz, Arno (° Rastenburg, 1863 - ✝ Berlijn, 1929)

Schrijver.

Huret, Jules (° Boulogne s/M, 1864 - ✝ Parijs, 1915)

Journalist.

Sedert 1889 verbonden aan de Echo de Paris. Werd beroemd met zijn Enquête sur l'Evolution littéraire (1891). Van augustus tot eind november 1892 leidde hij voor Le Figaro een soortgelijk onderzoek onder de titel 'La Question Sociale'; later gebundeld: Enquête sur la question sociale en Europe (1897).

Kayenbergh, Marie-emile-albert (° Leuven, 1860-06-23 - ✝ Schaarbeek, 1929-12-26)

Eigenlijk: Kayenbergh, Marie-Emile-Albert

Schrijver.

Kuijk, Henri Van (° Rotterdam ?/?/, 1846 - ✝ ? ?/?/, 1906)

Acteur en regisseur.

Ten dele volgeling van A.Antoine (Théâtre-Libre). Speelde bij V. Driessens, de gebroeders Van Lier, Kreukniet en Poolman en in de Neder landsche Schouwburg te Antwerpen. Moest in 1904 zijn loopbaan opgeven wegens geestesziekte.

Picard, Edmond (° Brussel, 1836-12-15 - ✝ Dave-sur-Meuse (Namen), 1924-02-19)

Jurist en schrijver.

Reuter, Fritz (° Stavenhagen, 1810 - ✝ Eisenach, 1874)

Schrijver.

Rossi, Ernesto (° Livorno, 1827 - ✝ Pescara, 1896)

Vermaard Shakespearevertolker.

Gaf in 1891 enkele gastvoorstellingen in Brussel en Antwerpen.

Simons, Leo Mz (° Den Haag, 1862-08-01 - ✝ Rotterdam, 1932-06-11)

Auteur, uitgever (Wereldbibliotheek) en Vondelkenner.

Vosmaer, Carel (° Den Haag, 1826-03-20 - ✝ Territet (Montreux), 1888-06-12)

Schrijver.

Titel - krant/tijdschrift

Art Moderne, L' (° 1881 - ✝ 1914)

Brussels artistiek weekblad.

Werd, zoals ook La jeune Belgique, bij Wwe Monnom gedrukt. Opgericht door de advocaat Edmond Picard, die toen werd beschouwd als de geestelijke leider van de Brusselse progressieve jongeren. Samen met Octave Maus, de bezieler van de kunstenaarskring Les XX (1884 - 1893), verdedigde hij in l'Art moderne o.m. het impressionisme en het wagnerisme. Het tijdschrift kan in zekere zin beschouwd worden als een voorbode van Van Nu en Straks: vooral Picards uitspraak dat kunst filosofische gedachte, synthese en leven is, wijst in die richting. Medewerkers waren o.a. C.Lemonnier, E.Verhaeren (die ook in de redactie zat), G. Eekhoud, E. De Molder (later schoonzoon van Fél.Rops) en H. van de Velde.

Echo De Paris, L' (° 1884 - °)

Parijse krant.

Publiceerde van 16/02 tot 20/04/1891 Là-bas van Huysmans; in 1891 Jules Hurets 'Enquête sur l'évolution littéraire'; directeur was toen Valentin Simond. Het blad was door de Belgische censuur verboden. Vanaf eind 1892 verscheen als periodiek supplement L'Echo de Paris littéraire illustré.

Koophandel Van Antwerpen, De. Dagblad Voor Politiek, Nijverheid, Kunst En Landbouw Van Antwerpen (° 1863 - ✝ 1897)

'Dagblad voor Politiek, Nijverheid, Kunst en Landbouw van Antwerpen'. Doctrinair-liberaal dagblad.

Nation, La (° 1885 - ✝ 1893)

Brussels blad van liberale strekking.

Bestond van 2 oktober 1885 tot vermoedelijk 23 april 1893, eerst als dagblad, sinds 29 januari 1893 als zondagsblad. Politiek directeur was Victor Arnould. Tijdens de verkiezingsperiode 1892 verscheen de krant niet tussen 3 juni en 9 november.

Nederlandsche Spectator, De (° 1856 - ✝ 1908)

Weekblad.

Societe Nouvelle, La (° 1884 - ✝ 1897 - ✝ ;, 1907 - ✝ 1915)

Internationaal tijdschrift voor sociologie, kunsten, wetenschappen en letteren dat te Brussel en Parijs verscheen.

Van 1897 tot 1907 verscheen het onder de titel l'Humanité nouvelle. Dit progressief tijdschrift dat gesticht en geleid werd door F.Brouez, fungeerde als gangmaker voor de opkomende sociologie in België en besteedde heel wat aandacht aan binnen- en buitenlandse anarchistische en socialistische stromingen. Had vele correspondenten. Voor België werkten o.a. mee G. en J.Dwelshauvers, G.Eekhoud en E.Picard.

Vlaamsche School, De (° 1855 - ✝ 1901)

Tijdschrift voor kunsten, wetenschappen, letteren, oudheidkunde en kunstnijverheid.

Tijdschrift dat bestond uit "oorspronkelijke bijdragen van hedendaagsche dichters, verzameld door Pol de Mont" en dat verscheen in 1891 - 1892 (4 nummers) en 1895 - 1896 (eveneens 4 nummers). Het tijdschrift waarin o.a. bijdragen van A. Peaux, J. Winkler Prins, J. Adriaensen, P. Anri, J. de Geyter, H. Swarth, P. van Langendonck, A. Vermeylen, L. Buyst, C. Buysse, E. de Bom, L. Opdebeek verschenen, werd gedrukt te Hasselt bij drukkerij Winand Klock.

Naam - instituut/vereniging

Cirkschouwburg 1891 - 1900 (° Antwerpse toneel- en feestzaal, gevestigd aan de Jezusstraat, die verhuurd werd voor dansavonden, circusvoorstellingen of toneel. Verscheidene malen werd te Antwerpen gepoogd naast de officiële Nederlandsche Schouwburg een tweede Schouwburg met een eigen groep op te richten. De eerste poging dateert van, - ✝ ', 0084 - ✝ , toen W. Lemmens in het Théâtre des Variétés erin slaagde, ondanks het uitblijven van geldelijke steun, een jaar lang een tweede Nederlandstalig gezelschap beroepsacteurs op de planken te houden. De volgende pogingen gingen door in de Cirkschouwburg, en wel in, 1886 - ✝ ', 0087 - ✝ o.l.v. Fr.Bouwmeester, die van de Cirk een familieschouwburg wilde maken, en in, 1888 - ✝ ', 0089 - ✝ o.l.v. H.van Kuyk. Beide pogingen mislukten door het gebrek aan comfort in de zaal, In, 1891 - ✝ werd de Cirkschouwburg herbouwd, nadat drie spelers van de Nederlandsche Schouwburg (nl. H.Laroche, Fr.Bouwmeester en B.Ruysbroeck) zich uit ongenoegen met de nieuwe directie uit dit gezelschap hadden teruggetrokken en een eigen privé-onderneming op het getouw wilden zetten. De nieuwe Cirkschouwburg, die opgesmukt werd door een aantal jonge Antwerpse schilders en beeldhouwers en het nieuwe gezelschap, waartoe behalve Ruysbroeck en Laroche (Fr.Bouwmeester had zich niet aan de plannen gehouden en zich in Nederland laten engageren) nog H.van Kuyk, Pr. de Wit en Julie Cuypers behoorden, wekten het enthoesiasme op van E.de Bom, die goed bevriend was met Laroche en die met A.Vermeylen, J.Mesnil en E.Coremans de initiatiefnemers wilden bewerken om van de Cirk een avant-garde-schouwburg te maken waar Ibsen, Maeterlinck, Sudermann, Tolstoj en Strindberg zouden gespeeld worden. Uiteindelijk werd alleen Ibsens Volksvijand (in de vertaling van E.de Bom) weerhouden, maar ook deze opvoering strandde jammerlijk omdat de acteurs na enkele repitities het stuk niet verder aandurfden. De Cirkschouwburg, o.l.v. H.Verstraeten, werd dus weer een gewone familieschouwburg waar naast "betere" stukken zoals Gringoire van Th.de Banville. en De maire van Antwerpen van Fr.Gittens meestal spektakelstukken en melodrama's gebracht werden, en eenmaal, in het voorjaar van, - ✝ , bij wijze van uitschieter, het gezelschap Junkermann te gast was, dat Hoog- en Nederduitse stukken opvoerde, o.m. van Frits Reuter. De ploeg van H.Verstraeten speelde maar één enkel toneelseizoen: einde, 1892 - ✝ keerden de meeste acteurs naar de voorheen zo versmade Nederlandsche Schouwburg terug. De Cirkschouwburg werd opnieuw voor de meest uiteenlopende activiteiten opengesteld: bals, goochelavonden, circusvoorstellingen en, in, - ✝ althans, voor opvoeringen van franstalige operetten. Het gebouw brandde af in,)

Freie Buhne, Die (° 1889 - ✝ 1894)

Berlijns toneelgezelschap.