<Resultaat 370 van 1419

>

Houwe!
Mijn schoon-zuster is niet beter.[1] Reeds vijf- of zesmaal dacht men dat ze doodging. Op dit oogenblik hoor ik mijn broêr weenen in de keuken. Indien hij zijn vrouw verliest, blijft die sukkelaar met drie kinderen.
Wilt ge eens uitleggen aan Baseleer waarom ik hem niet meer schrijf om naar Brussel te komen.[2] Hij zal wel begrijpen dat ik hem, in déze omstandigheden, niet kan thuis brengen & behoorlijk ontvangen.
Sedert één week heb ik in 't geheel niet meer gewerkt. Nu moet ik mij zeven of acht dagen met geschiedenis bezig houden, want Dinsdag a[anstaande] moet ik een studie leveren van een 30-tal b[lad]z[ijde]n, over een zaak die 'k in 't geheel nog niet ken![3]
Daarna voltooi ik mijn studie Meunier[4] (misschien 5 blz. van Vl[aamsche School], niet meer). Twee blz. zijn reeds geschreven, o.a. een synthesis van Meunier's werk, onder den vorm van een beschrijving der kolenstreek: ik ben van dat gedeelte nogal tevreden, de stijl is niet Vlaamscheschoolachtig.
Ik kan hier alleen "Orchideeën" van Couperus bekomen,[5] en het Elzev[iers] tijdschrift[6] is niet in de Bibliotheek. Wilt ge mij dus Eline Vere[7] en Een Illuzie[8] afzenden? Een verlangen[9] heb ik gelezen.
Ik weet waarachtig niet wat ik voor het bijblad van nr 3 zal leggen.[10] Ik heb geen enkel onderwerp (ik heb er wél, maar alleen onderwerpen die me twee of drie maanden zouden vragen om fatsoenlijk opgepoetst te worden). Ik vrees u niets te kunnen geven dat goed genoeg zal zijn. Ik zou iets buitengewoons willen vinden!...
[2]
Ik heb de beoord[eeling] Extaze[11] van Flanor gelezen!!![12] Hij vindt dat er in dat boek niet genoeg gepoept wordt!!....
Ik had niet veel illuziën over Prulle van Hengstbroek,[13] maar ik dacht toch niet dat hij zóo gezond was.
Hebt ge het "Plebisciet" van den Spectator gezien?[14] Dat moest een moyenne geven van den literairen smaak in Noord-Nederland, op 't einde van 't jaar 1891... He wel, 't is wat schoons!
Ik heb gisteren aan Simons geschreven. Waarin verschijnt uw werk over "Als ik kan"?[15] Bezit ge niet "Les Parias de l'Art" van Delmer,[16] en kunt ge mij dat niet leenen? (Ik bezit geen centen om het aan te koopen).
Alfred-don Quixote[17] laat me niet meer los. Sedert een week loopt hij achter mij, en... beschermt me. Hij kan ons misschien nog nuttig zijn? ... Ik blijf ironisch.
Ik was niet aanwezig op het eerste dîner Magny[18] van Dw[elshauvers] Het is zéer góed afgeloopen, schijnt het. Dees maand zal ik daar zijn.
G[ust]

Annotations

[2] Van deze brieven is geen spoor teruggevonden. Vermeylen zal achteraf (13 februari) Baseleer in Brussel ontmoeten samen met andere Als Ik Kan-ners die naar de tentoonstelling van Les XX komen kijken. Over de reis naar Brussel, zie brief 36, 37 en 38, telkens het incipit.
[3] Waarschijnlijk weer een seminariewerk. Hierover werd niets teruggevonden.
[5] Louis Couperus, Orchideeën. Een bundel poëzie en proza (Amsterdam, A. Rössing, 1886).
[6] Elsevier's geïllustreerd maandschrift (1891-1940).
[7] Louis Couperus, Eline Vere. Een Haagsche roman (Amsterdam, P.N. van Kampen & Zoon, 1889, 3 dln).
[8] Louis Couperus, Eene Illuzie (Amsterdam, L.J. Veen, [1892]) is een bundeling van korte stukken: Een Zieltje, Eene Illuzie, Een Verlangen, Uitzichten, Epiloog en Kleine Raadsels. Ze werden door Couperus telkens gedateerd. Het oudste: Den Haag. Aug. '89, het recentste: Hilversum-Den Haag. Dec. '91. Deze stukjes verschenen eerder in De Gids en in Eigen Haard.
[9] Louis Couperus, 'Een Verlangen', in: De Gids, IVde r., IX, 2de dl. (juni 1891), p. 431-442. Gedateerd door de auteur: Parijs, Dec '90. Achteraf opgenomen in de bundel Eene Illuzie. Zie [8].
[10] Het bijblad verscheen bij nr. 4, p. 65-72. Het bevatte geen bijdrage van Vermeylen.
[12] Flanor, 'Vlugmaren. Waarde Spectator', in: De Nederlandsche Spectator, 2 (09 jan. 1892), p. 16-17.
[13] P.A.M. Boele van Hensbroek schreef onder het pseudoniem 'Flanor'.
[14] Het plebisciet van de Nederlandsche Spectator werd georganiseerd door een oproep: 'Den lezer heil' (in: nr. 49 (5 dec. 1891), p. 389. Kwamen in aanmerking: alle literaire werken, 'wetenschappelijken arbeid in letterkundig schoone vormen' in het Nederlands geschreven en vertalingen in dichtvorm. Er mochten slechts negentiende-eeuwse auteurs vermeld worden. De uitslag verscheen onder dezelfde titel: 'Den lezer heil', in: De Nederlandsche Spectator, 1 (2 jan. 1892), p. 1-4. Er namen een driehonderdtal lezers deel aan het plebisciet. De voorkeur ging naar romans en novellen. Pol de Mont zou een gelijkaardig initiatief nemen in De Toekomst. Zie brief 63, noot 10.
[15] Het was de bedoeling om in het weekblad De Amsterdammer een stuk over Als Ik Kan op te nemen. Het is echter niet verschenen. Zie brief 7, noot 1 en brief 46, noot 1. Wel verscheen er een artikel van De Bom over Als Ik Kan in het Volksbelang van eind maart. Zie brief 57, noot 14.
[16] Louis Delmer, Les Parias de l'Art (Bruxelles, Maison Vve Monnom, 20 janvier 1892).
[17] Alfred de Smet.
[18] Het eerste 'Diner Magny' werd in Brussel door Jacques & Georges Dwelshauvers georganiseerd op 28 jan. 1892. Zie brief 14, noot 17.

Register

Naam - persoon

Baseleer, Richard (° Antwerpen, 1867-03-30 - ✝ Genève, 1951-02-20)

Schilder.

Boele Van Hensbroek, Pieter Andreas Martin (° Den Haag, 1853-01-23 - ✝ Den Haag, 1912-09-26)

Boekhandelaar, uitgever en letterkundige.

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Delmer, Louis (° St.-Joost-ten-Node, 1856-08-15 - ✝ Winksele, 1907-03-30)

Auteur en journalist.

Was eerst directeur van de Algemene Kas voor Waarborg en Pensioen en daarna uitgever. Schreef voornamelijk kunstkritieken. Leidde vaak openingen van tentoonstellingen in, o.m. in 1893 van de schildersgroep Wij Willen. Hield in het kader van de jaarlijkse salons van Als Ik Kan ook enkele voordrachten, waarvan bekend zijn Les parias de l'art (1892) en één over La fin des bourgeois van C.Lemonnier (1892). Schreef literair werk met sociale inslag: Le fils du gréviste. Croquis de moeurs belges (1889) en L'esclave. Drame antiesclavagiste et national (1890). Publiceerde verder nog Art, artistes et critique (1887; onder pseudoniem Clovis de Meir); L'art en Cours d'Assises. Etude sur l'oeuvre littéraire et sociale de Camille Lemonnier (1893) en Les chemins de fer (1889). Bewoog zich in politiek vooruitstrevende kringen, wat blijkt uit zijn contacten met de jonge Belgische Werkliedenpartij i.v.m. voordrachten die hij in 1893 in het Brusselse Volkshuis in de reeks Conférences sociales, artistiques et littéraires hield.

Dwelshauvers, Georges (° Brussel, 1866-09-06 - ✝ Parijs ?/?/, 1937)

Filosoof.

Broer van Jacques Dwelshauvers. Studeerde aan de ULB. Verbleef lange tijd in Duitsland waar hij leerling was van W. Wundt (deed o.m. filosofie aan de universiteit van Heidelberg van april 1891 tot het eind van het zomersemester). Werd in 1892 te Brussel speciaal doctor in de wijsbegeerte met zijn thesis Les principes de l'idéalisme scientifique, nadat een eerste proefschrift Psychologie de l'apperception et recherches expérimentales sur l'attention. Essai de psychologie physiologique. gebaseerd op zijn onderzoekingen in het laboratorium voor experimentele psychologie van W. Wundt, op principiële gronden was geweigerd. Was achtereenvolgens hoogleraar aan de ULB (1893-1918), aan de Catalaanse Universiteit te Barcelona (1918-?) en aan het Institut Catholique te Parijs (vanaf 1925). Publiceerde studies over J. Lagneau, H. Bergson en F. Nietzsche. Interesseerde zich ook voor het toneel wat zich uitte in studies over H. Ibsen, een vertaling van Goethes Iphigenies (1903) en een bewerking van Lessings Nathan der Weise (opgevoerd in het Théâtre du Parc te Brussel, 1904); schreef zelf ook een drama Ino (1913), geïnspireerd op Oedipus koning van Sophocles.

Dwelshauvers, (Jean) Jacques (° Brussel, 1872-07-09 - ✝ Montmaur-en-Diois (Drôme), 1940-11-14)

Kunsthistoricus en militant anarchist.

Broer van Georges Dwelshauvers en gezel van Clara Köttlitz, met wie hij in 1897 een vrij huwelijk aanging. Deed beloftevolle studies aan het Koninklijk Atheneum Brussel (afd. Latijn-Grieks), waar hij A.Vermeylen leerde kennen. Studeerde 1890-92 natuurwetenschappen aan de ULB (diploma van kandidaat in juli 1892). Met een beurs van de Jacobsstichting vatte hij in oktober 1892 studies in de medicijnen aan te Bologna, samen met de latere geneesheren Herman Köttlitz en Alfred Walravens. Hij verliet Bologna in 1897, zonder de hele cyclus te hebben beëindigd.

In hetzelfde jaar begonnen de eerste strubbelingen met Gust Vermeylen, i.v.m. diens huwelijk met Gaby Brouhon en de strekking en inhoud van Van Nu en Straks. Het jaar daarop maakte hij een nieuwe reis naar Bologna en Bergamo. In het voorjaar van 1899 trok hij met Clara naar Firenze, waar hij zich voortaan geheel aan kunsthistorisch onderzoek wijdde, geboeid door de figuur van Botticelli en de kuituur van het Quattrocento. Hij zou in Firenze ook nog de toelating hebben gevraagd zich voor de eindexamens geneeskunde aan te bieden, maar legde die nooit af. Zijn verblijf in en om Firenze (afwisselend te Calamecca en te Castello), dat tot 1906 duurde, werd regelmatig onderbroken voor reizen naar het thuisland, en naar Parijs.

In 1899 werd te Antwerpen trouwens zijn zoon Lorenzo (Jean-Jacques Erasme Laurent) geboren (op de akte tekende o.m. Emmanuel de Bom als getuige), en het gezin was er officieel ingeschreven aan de Montebellostraat 3 tot 1906. In dat jaar, verhuisden zij naar Colombes bij Parijs (Boulevard Gambetta 46, niet-geregistreerde verblijfplaats). Dwelshauvers, die zich intussen Mesnil noemde (naar twee dorpjes bij Dinant, de geboortestad van zijn vaders familie), onderhield er nauwe contacten met de anarchistische en internationalistische beweging. Hij verdiende de kost met het schrijven van reisgidsen, eerst bij Hachette (o.a. de Guide Joanne - na W.O.I Guide Bleu - over Noord-Italië), nadien bij Baedeker.

Tussen 1910 en 1914 vestigde het gezin Mesnil zich te Alfort bij Parijs, waar - gezien zijn moeilijkheden met de geheime politie - evenmin een officiële inschrijving werd genoteerd. Jacques Mesnil stierf in niet opgehelderde omstandigheden te Montmaur, waar zijn zoon toen zou hebben gewoond; hij leed toen al enkele jaren aan een hart- en nierziekte waarvoor hij o.m. door dokter Schamelhout werd behandeld. Behalve aan Van Nu en Straks werkte hij nog mee aan Mercure de France, La société nouvelle, Ontwaking, Onze kunst, Revista d'Arte, Gazette des beaux arts, Burlington Magazine, de Parijse krant L'Humanité en het Italiaanse Avanti. Een bibliografie kan men terugvinden in de geciteerde bronnen.

Leclercq, Anne Cathérine (° Brussel, 1858-05-08 - ✝ Brussel, 1944-03-17)

Huisvrouw.

Echtgenote van Jacques Vermeylen, zuster van Caroline Leopoldine.

Meunier, Constantin Emile (° Etterbeek, 1831-04-12 - ✝ Elsene, 1905-04-04)

Beeldhouwer, schilder en graficus.

Vader van Karl Meunier.

Mont, Maria Polydoor Karel De (gen. Pol) (° Wambeek, 1857-04-15 - ✝ Berlijn, 1931-06-29)

Schrijver, kunsthistoricus en journalist.

Simons, Leo Mz (° Den Haag, 1862-08-01 - ✝ Rotterdam, 1932-06-11)

Auteur, uitgever (Wereldbibliotheek) en Vondelkenner.

Smet, Alfred De (° Hoeke, 1853-01-08 - ✝ Ukkel, 1918-04-23)

Dichter en polemist.

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Vermeylen, Jacques (gen. Jozef) (° Brussel, 1859-03-29 - ✝ Etterbeek, 1934-11-15)

Werd meestal 'Jozef' genoemd.

Huisschilder en rentenier.

Echtgenoot van Leclercq Anne Cathérine, met wie hij op 25/02/1884 te Laken huwde, en broer van o.m. August. Had zes kinderen (resp. °1884, 1887, 1889, 1896, 1899, 1900).

Titel - krant/tijdschrift

Amsterdammer, De (° 1877 - ✝ 1907)

Weekblad.

Tussen 1880 en 1907 stond het o.l.v. de predikant J. de Koo. Het was een zaterdagavondblad met vooral politieke artikelen in grote letters en het overige van de inhoud in een zeer kleine letter. De toneelverslagen werden er o.a. besproken door Frank van der Goes; de boekbesprekingen lagen nogal aan de anekdotische kant. De rubrieken letterkunde en schilderkunst werden verzorgd door R.A. Kollewijn en J. Veth. Einde 1882 werd er naast het weekblad een dagblad uitgegeven, in dezelfde vooruitstrevend-vrijzinnige geest. Dit dagblad, in de wandeling De nieuwe Amsterdammer geheten, bestond tot 1895.

Eigen Haard (° 1879 - ✝ 1898)

Nederlands weekblad.

Verscheen elke zaterdag. Uitgegeven door H.D. Tjeenk Willink en gedrukt bij J. Enschedé & Zonen, in Haarlem. Publiceerde letterkundige bijdragen, biografische schetsen en portretten, reisbeschrijvingen, kunstplaten, vignetten en opstellen i.v.m. geschiedenis, geografie, economie, sociale wetenschappen en natuurkunde. Had een didactische en vulgariserende inslag. In 1892 bestond de redactie uit J. de Vries, E.D. Pijzei, E. Van der Ven en Ch. Rochussen.

Elsevier's Geillustreerd Mandschrift

Gids, De (° 1837 - °)

Cultureel en sociaal tijdschrift.

Nederlandsche Spectator, De (° 1856 - ✝ 1908)

Weekblad.

Toekomst, De (° 1857 - ✝ 1898)

Maandschrift dat door J.M.Dautzenberg en J.F.Jacobs gesticht werd als "tijdschrift voor onderwijzers". Achtereenvolgens te Gent, Brussel, Antwerpen, Leuven en opnieuw te Gent uitgegeven, breidde het zijn interessesfeer uit tot het in 1894 "tijdschrift voor opvoeding en onderwijs, taal- en letterkunde, land- en volkenkunde, kunst en wetenschappen" werd, dat tweemaal per maand verscheen en een tijdlang elke maand in bijlage een exemplaar van Volkskunde van P.de Mont en A.de Cock bevatte. Het motto bleef doorheen de negen reeksen gelijk: "Onderwijs door de moedertaal". Vanaf 1879 propageerde het voornamelijk de liberale onderwijsopvattingen. Redacteurs waren o.a. A.Cornette, P.de Mont en A.de Cock.

Vlaamsche School, De (° 1855 - ✝ 1901)

Tijdschrift voor kunsten, wetenschappen, letteren, oudheidkunde en kunstnijverheid.

Volksbelang, Het (° 1867 - °)

Vlaams liberaal weekblad.

Naam - instituut/vereniging

Als Ik Kan (° 1883 - ✝ 1950)

Antwerpse kunstkring.

Werd opgericht door een aantal jonge kunstenaars, die via groepstentoonstellingen hun werk een ruimere bekendheid wilden geven. Stichters waren F. Hanno, P. de Wit, F. Adriaenssen, Ch. Bolland, L. Brunin, E. Chappel, J. Rosier, H. Rul en H. van de Velde. Onder het voorzitterschap (vanaf 1 januari 1890) van H.Luyten, die ook het grote groepsportret Een zitting van de kunstkring Als ik kan 1885 schilderde, traden nog enkele talentrijke jongeren toe (onder wie K. Mertens, R. Baseleer, E. Larock en V. Hageman). De manifestaties van de kring werden o.m. door VS, het leidinggevende kunsttijdschrift uit die tijd, met welgemeende belangstelling gevolgd. Rond de eeuwwisseling echter verloor de groep zijn élan en verschoof naar de achtergrond van het artistieke leven, om rond 1950 te verdwijnen.

Vingt, Les (° 1884 - ✝ 1894)

Brusselse avant-gardistische kunstkring.