<Resultaat 765 van 1419

>

Houwe,
Ik heb uw Ibsen-boek nog niet gelezen: mijn moeder is nog altijd ziek, en ik heb veel werk. Ik heb zelfs nog niet geschreven aan Jacques (aan wie 'k altijd den Zondag of den Maandag schrijf).
Hierbij de lijst der abonnés (dit is de oude lijst), & uw proeven van "Kamers". Verander niets aan den titel ('t is V[an de] Velde die die dingen schikt). Houdt ge veel aan de tafels die wreed hun pooten in 't tapijt drukken? En aan het einde, dat ik weggelaten heb maar dat ge kunt bijvoegen, indien ge 't niet triviaal vindt, (& in 't geheel niet in harmonie met al de rest): "En mijn jaloersche ziel brandt af van nijdvlammen, als ik denk hoe maar die Twee rijk wonen in mijn Kamer, die zachte ruime Kamer, — waar ik toch voor... betaald heb... reeds genoeg?"[1]
Er is meer kopij als ik dacht: de gedichten van v[an Langendonck] & van Hegenscheidt vallen weg.[2]
— Gisteren was de kleine kruistocht van het tweemanschap Rooses-Brans precies geen victorie.[3] Pol was niet overgekomen: héél slim!! Ons taktiek moest zijn: deMont doen antwoorden aan Rooses (hij heeft immers altijd de Nieuwe-Gidsers verdedigd).
Brans heeft zeer aanstellerig, zeer theatraal, zijn studie gelezen: het "modernisme" is een mode van menschen zonder talent die rap tot een reputatie willen komen... brabbeltaal, — onduidelijkheid... pretentie, enz. Geen directe zinspeling op ons. Wij hadden besloten geen woord te antwoorden. Van Langendonck, onstuimig, onderbrak (Brans had o.a. weer eens van Simons gesproken. Prosper heel luid: "Simons had gelijk." Rooses verzoenend, men moest niet onderbreken, ieder zijn beurt, enz.[)]
Rooses spreekt vooral over "taalverknoeiend modernisme". Als voorbeeld leest hij brokken uit de "Zwemschool" van v. Deyssel, & [2] "Harold" van Ary Prins, denkend dat allen gingen giegel- & schaterlachen bij 't hooren van die mismaakte, ellendige taal. O ontgoocheling: de stukken worden geäpplaudisseerd door Kesler, J[ef] Vande-Venne, Gust. D'hondt, anderen nog, en wij ( het cenacle).
V[an] Langendonck wijst er op dat die groote bekommering met een mode die al 8 jaar succes heeft in Holland maar een onrechtstreeksche aanval is tegen de "modernisten" van hier. Zoo wordt de zaak op het goed terrein gebracht. Met het woord modernisme wordt veel gelachen. V[an Langendonck] leest uittreksels van het artikel Rooses tegen deMont, waarin hij juist hetzelfde zegt als nu tegen ons! Troef!
Ik doe ook uitschijnen hoe onnoozel dat woord modernisme is; men wil laten gelooven dat de "modernisten" een school zijn (kortzichtigheid of slechte trouw). Ook wat gesproken van de onduidelijkheid der nieuwlichters (Rooses was voor de kunst geweest "die voor àllen begrijpbaar is"!), & vooral heel veel insinuaties tegen R[ooses] (de zaak Helene Swarth):[4] het is zeer gevaarlijk protest aan te teekenen tegen een "mode", wanneer men later toch moet doen wat men altijd gedaan heeft: zich onderwerpen, eens dat die mode door ieder wordt aangenomen.
Brans hebben we heel-en-al op zij gelaten. Moortgat is gekomen... op 't einde van de zitting. Het banket koud, alles droog afgeloopen. Een zeer timiden toast van Rooses aan... Sleeckx.
En voilà.
Poot v[an] Gust

Annotations

[1] Uit Van Nu en Straks, 2 (1893), p. 3-5, blijkt dat De Bom de suggesties van Vermeylen i.v.m. 'Kamers' ter harte heeft genomen: de tafels drukken "vast" hun poten in 't tapijt en de slotpassage komt niet meer voor.
[3] De algemene vergadering van het Taalverbond had plaats op 11 mei 1893 in de zaal van het Willemsfonds te Brussel om 10 u. Zie het 'Programma der Algemeene Vergadering' in het Maandblad van het Taalverbond, III, 8 (8 mei 1893), p. 57.
De discussies waaraan Vermeylen de rest van deze brief wijdt, worden als volgt weergegeven in: F. van Cuyck, 'Verslag van de Algemeene Vergadering', in: Maandblad van het Taalverbond, IV, 1-2, (1 juni 1893), p. 1-11:
'M. BRANS houdt eene lezing over "het modernisme in de Nederlandsche letterkunde", waaraan hij geene enkele goede zijde weet te ontdekken, en dat hij daarom ongenadig geeselt. Max Roosens spreekt meer bepaald over de taal en den vorm bij de jongere en jongste schrijvers. Het modernisme tracht fijnere, meer teedere aandoeningen uit te drukken, fijnere kleurschakeeringen weer te geven, welk streven geenszins te verwerpen of te berispen is. Het komt er maar op aan, die nieuwe soort van gewaarwordingen, die tot hiertoe verwaarloosde tinten duidelijk, verstaanbaar uit te drukken en te beschrijven, derwijze dat de lezer ze kan meegevoelen en onderscheiden. Maar sommige letterkundigen der nieuwe richting schijnen aan dit vereischte niet eens te denken en verknoeien de taal. Spreker leest uit eene bloemlezing uit den Nieuwen Gids twee staaltjes van wartaal, het eene al erger dan 't ander, en beide om ter meest onduidelijk. M. VAN LANGENDONCK, antwoordend op de lezing van den heer Brans, zegt, dat de nieuwe richting, aangezien men toch eenmaal wil, dat er eene bestaat, eenvoudig neerkomt op eene soort van letterkundig anarchisme, in den zin van eerbied voor elke eerlijke kunstuiting. De jongeren van heden volgen minder na dan die van voorheen. M. VERMEYLEN: het modernisme is geene richting of school, het is dwaas, zulks te beweren. Al slaan eenige jonge mannen in de letteren gezamenlijk hetzelfde spoor in, er bestaat toch voor hen geen evangelie. Zoowel als de heeren Rooses en Van Langendonck veroordeelt hij onduidelijkheid in taal en stijl, maar hij stelt de vraag, of er onder de oudere schrijvers en dichters ook geene worden aangetroffen, die niet altoos begrepen worden? Zie eens de sonnetten van Shakespeare, Dante, het tweede deel van Goethes "Faust"! Ten andere, het is onnoodig protest aan te teekenen tegen eene nieuwe opvatting in de kunst. Is zij slechts eene mode, zij zal voorbijgaan, en het waardelooze valt vanzelfs, onder de veroordeeling van het nageslacht.'
In zijn verslag voor Het Volksbelang schrijft Gustave d'Hondt:
'Toen kwam het belangrijkste: de heer J.M. Brans zou spreken over het Modernisme in de Nederlandsche letterkunde. Dit punt wekte des te meer belangstelling, daar het zoogenaamde modernisme zich thans ook bepaald in de Zuid-Nederlandsche literatuur heeft voorgedaan en nl. door het verschijnen van het nieuwe tijdschrift: Van Nu en Straks. De heer Brans bedoelde nochtans, in zijne studie, noch dit schrift, noch zijne opstellers. Maar in een mooi gestyleerd opstel hekelde hij de jongeren in de kunst, die alleen hunne kunst dulden, alles wat daar buiten ligt afbreken en met misprijzen en verachting neèrzien op al wie niet denkt en schrijft zooals zij. Met weet dat de vriend Brans, — hij die nochtans, én door zijn stijl, én door zijn tot heden toe behandelde onderwerpen, tot de nieuwe kunst zou kunnen gerekend worden — een hevige hekel heeft aan Nieuwe Gids-literatuur of alles wat er naar zweemt. De heer Rooses, d[ienstdoend] Voorzitter, sprak ook over het modernisme, doch meer bepaald in opzicht van de daartoe in verband staande taalverknoeiing. Hij wees vooral op het gewild zonderlinge van den vorm en het vaak onartistieke en onverstaanbare van de taal. Het was geenszins eene afbreuk; maar eenvoudig weg het vaststellen van een feit, het wijzen op een verschijnsel. En tot staving van zijn gezegde, las hij een paar brokken voor uit "Een pic-nic in proza", of bloemlezing uit de Nieuwe Gids. Het eerste stuk was 'n "rareteit", maar het tweede bevatte veel moois. In tegenovergestelden zin spraken de heeren Prosper Van Langendonck en Gust Vermeylen en verdedigden, niet zonder talent althans, de nieuwe richting in de kunst. Ik beschik hier natuurlijk niet over genoegzame plaatsruimte om dat alles weêr te geven: ik hoop dat we dat in het Maandblad zullen aantreffen. Doch dit wil ik er nog bijvoegen, nl. dat de bespreking van zoo sterk uiteenloopende meeningen gebeurde met eene hoffelijkheid en eene vriendelijkheid, die de kracht en de degelijkheid van het Taalverbond moeten uitmaken; niet één grievend woord — altijd de natuurlijke eenvoudige toon der gewone "causerie" — een echte wederzijdsche uiteenzetting van sterk verschillende gedachten.'
Zie Het Volksbelang, XXVII, 20 (20 mei 1893), p. 2) Zie ook brief 149 (noot 2).
[4] Vermeylen zinspeelt op het afbrekende opstel van Max Rooses, 'Hélène Swarth', in: De Gids, LVI, 4de r., X, 3 (juli-sept. 1892), p. 69-92. Zie brief 130 (1892), noot 4.

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Brans, Jan Mathijs (° As, 1853-10-02 - ✝ Eppegem, 1940-03-13)

Leraar en letterkundige.

Cuyck, Frans Jan Van (° Antwerpen, 1857-06-04 - ✝ Antwerpen, 1952-10-21)

Leraar en letterkundige.

Dwelshauvers, (Jean) Jacques (° Brussel, 1872-07-09 - ✝ Montmaur-en-Diois (Drôme), 1940-11-14)

Kunsthistoricus en militant anarchist.

Broer van Georges Dwelshauvers en gezel van Clara Köttlitz, met wie hij in 1897 een vrij huwelijk aanging. Deed beloftevolle studies aan het Koninklijk Atheneum Brussel (afd. Latijn-Grieks), waar hij A.Vermeylen leerde kennen. Studeerde 1890-92 natuurwetenschappen aan de ULB (diploma van kandidaat in juli 1892). Met een beurs van de Jacobsstichting vatte hij in oktober 1892 studies in de medicijnen aan te Bologna, samen met de latere geneesheren Herman Köttlitz en Alfred Walravens. Hij verliet Bologna in 1897, zonder de hele cyclus te hebben beëindigd.

In hetzelfde jaar begonnen de eerste strubbelingen met Gust Vermeylen, i.v.m. diens huwelijk met Gaby Brouhon en de strekking en inhoud van Van Nu en Straks. Het jaar daarop maakte hij een nieuwe reis naar Bologna en Bergamo. In het voorjaar van 1899 trok hij met Clara naar Firenze, waar hij zich voortaan geheel aan kunsthistorisch onderzoek wijdde, geboeid door de figuur van Botticelli en de kuituur van het Quattrocento. Hij zou in Firenze ook nog de toelating hebben gevraagd zich voor de eindexamens geneeskunde aan te bieden, maar legde die nooit af. Zijn verblijf in en om Firenze (afwisselend te Calamecca en te Castello), dat tot 1906 duurde, werd regelmatig onderbroken voor reizen naar het thuisland, en naar Parijs.

In 1899 werd te Antwerpen trouwens zijn zoon Lorenzo (Jean-Jacques Erasme Laurent) geboren (op de akte tekende o.m. Emmanuel de Bom als getuige), en het gezin was er officieel ingeschreven aan de Montebellostraat 3 tot 1906. In dat jaar, verhuisden zij naar Colombes bij Parijs (Boulevard Gambetta 46, niet-geregistreerde verblijfplaats). Dwelshauvers, die zich intussen Mesnil noemde (naar twee dorpjes bij Dinant, de geboortestad van zijn vaders familie), onderhield er nauwe contacten met de anarchistische en internationalistische beweging. Hij verdiende de kost met het schrijven van reisgidsen, eerst bij Hachette (o.a. de Guide Joanne - na W.O.I Guide Bleu - over Noord-Italië), nadien bij Baedeker.

Tussen 1910 en 1914 vestigde het gezin Mesnil zich te Alfort bij Parijs, waar - gezien zijn moeilijkheden met de geheime politie - evenmin een officiële inschrijving werd genoteerd. Jacques Mesnil stierf in niet opgehelderde omstandigheden te Montmaur, waar zijn zoon toen zou hebben gewoond; hij leed toen al enkele jaren aan een hart- en nierziekte waarvoor hij o.m. door dokter Schamelhout werd behandeld. Behalve aan Van Nu en Straks werkte hij nog mee aan Mercure de France, La société nouvelle, Ontwaking, Onze kunst, Revista d'Arte, Gazette des beaux arts, Burlington Magazine, de Parijse krant L'Humanité en het Italiaanse Avanti. Een bibliografie kan men terugvinden in de geciteerde bronnen.

Hegenscheidt, Alfred Frédéric (° St. Jans-Molenbeek, 1866-04-06 - ✝ Menton (Fr.), 1964-02-09)

Hoogleraar in de aardrijkskunde aan de ULB en schrijver.

Medewerker en administrator van Van Nu en Straks. Getrouwd op 02/08/1919 met Madeleine Paule Jeanne Sidonie Heyman.

Hondt, Gustaaf D' (° St.Denijs-Westrem, 1865-07-12 - ✝ Gent, 1938-04-30)

Novellist, romancier, toneelschrijver en -criticus.

Volgde de naturalistische opvattingen van Buysse. Was stadsontvanger te Gent, lid van de Vlaamsche Vereeniging voor Letterkundigen, en in 1897 secretaris van het Gents kunstgenootschap Kunstverbond in Vlaanderen. Schreef o.a. Schetsen en Novellen (1891).

Kesler, Johan (° Delft, 1854-04-20 - ✝ St.Gillis (Brussel), 1924-10-07)

Onderwijzer. Redacteur van het jongerentijdschrift Land en volk. Medewerker van Flandria, Het Vlaamsch in het onderwijs. De toekomst en De volksschool. Gaf met A.Sluys leerboekjes uit voor het onderwijs in de tweede taal. Actief lid van De Distel.

Langendonck, Prosper Antoine Joseph Van (° Brussel, 1862-03-15 - ✝ Brussel, 1920-11-07)

Schrijver en ambtenaar. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Op 23/12/1899 gehuwd met Adèle Wouters.

Mont, Maria Polydoor Karel De (gen. Pol) (° Wambeek, 1857-04-15 - ✝ Berlijn, 1931-06-29)

Schrijver, kunsthistoricus en journalist.

Moortgat, Antoon (° Antwerpen, 1862-05-10 - ✝ Braunschweig, 1927-03-23)

Leraar, uitgever, schrijver en journalist.

Rooses, Max (° Antwerpen, 1839-02-10 - ✝ Antwerpen, 1914-07-15)

Kunsthistoricus en criticus.

Vader van Rosa Rooses.

Simons, Leo Mz (° Den Haag, 1862-08-01 - ✝ Rotterdam, 1932-06-11)

Auteur, uitgever (Wereldbibliotheek) en Vondelkenner.

Sleeckx, (jan Lambrecht) Domien (° Antwerpen, 1818-02-02 - ✝ Luik, 1901-10-15)

Onderwijzer, journalist en schrijver.

Swarth, (stéphanie) Hélène (° Amsterdam, 1359-10-25 - ✝ Velp, 1941-06-20)

Schrijfster.

Velde, Henry Clemens Van De (° Antwerpen, 1863-04-02 - ✝ Zürich, 1957-10-25)

Architect, schilder, sierkunstenaar en essayist. Medeoprichter van Van Nu en Straks. In 1894 gehuwd met Maria Sèthe.

Venne, Jef Van De (° Antwerpen, 1867-06-12 - ✝ Wilrijk, 1952-07-17)

Onderwijzer en schrijver.

Studeerde aan de toenmalige Rijksnormaalschool voor jongens te Antwerpen. Werd in 1886 benoemd tot onderwijzer te Antwerpen. Was een der vroegste leden van de Mertensvereniging, waar hij vele Vlaamse vrijzinnige voormannen leerde kennen; medestichter van de onderwijsvereniging Diesterweg. Lid van het Antwerpse Taalverbond en secretaris van het Verbond der Vlaamsche Vrijzinnige Vereenigingen. Medeopsteller van Noord en Zuid en hoofdopsteller van Recht door zee, werkte mee aan het Nederlandsch museum, Ons woord en De Koophandel van Antwerpen. Schreef een groot aantal artikels over opvoedkunde.

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Titel - krant/tijdschrift

Gids, De (° 1837 - °)

Cultureel en sociaal tijdschrift.

Maandblad Van Het Taalverbond (° 1890 - ✝ 1895)

Op voorstel van H. Langerock (secretaris van de Brusselse groep) werd het Jaarboek van het Taalverbond vervangen door een maandelijks bulletin, waarin gedetailleerd verslag werd uitgebracht over de vergaderingen die in de diverse groepen werden belegd. De administratie berustte bij Fr. van Cuyck. In tegenstelling tot de Jaarboeken bevatten de Maandbladen geen literair gedeelte meer. In plaats daarvan gaf het Taalverbond jaarlijks minstens één werk van een van zijn leden in eigen beheer uit (b.v. Uit het leven door L. Smits en Volksgeneeskunde in Vlaanderen door A. de Cock).

Volksbelang, Het (° 1867 - °)

Vlaams liberaal weekblad.

Naam - instituut/vereniging

Taalverbond, Het (° 1887 - ✝ –, 1900)

Liberale vereniging.