<Resultaat 775 van 1419

>

Lotus.[1] I.
Diep uit het droeve slijk der duist're dingen
Rijst gij, sijmbool — bloem van het vlek'loos rein,
Zooals het statig-stijgend Lied komt dringen
Dit donker mensch uit, om in 't Licht te zijn.

Als een gebed, dat uit een maagd komt zingen
Zóó is uw rijzing, een sereene lijn .......
Heil! hoe uw blank blinkende bladen dringen
In 't Licht, waarvan de ziele-essencen zijn!

Rijzend in uw bewuste, wijze Willen
Stijgt gij, rein als de maagd de Rechte Lijn,
En blijft dan boven zoo héél zachtekens trillen
Als een ziel, die zich een God voelt zijn.

O! Blanke Boeddha-bloem! Sijmbool gegeven
Dat evenwijdig stijge 't Heilig Leven!


II.
Stil is de Lotus in 't statig Dagen
Van Eeuwig-Licht, subliem-goud sneeuwen schijn,
Rein als een Ziel, door Leed omhoog gedragen
Die zich in veil'gen Dageraad voelt zijn.

En in een heilig God-ontvangen dragen
De blanke bladen 't Licht, tot parelrein
De gouden dauwdrop blinkt, waarin het vage
Beefleven opreint tot Essence-Zijn.

[2]
O. Blank Visioen, opbloeiend in mijn Leven!
Sereene Godsbloem, Lotus in het Licht!
Wat Wonder blinkt mij? 'k Voel een Godheid beven
Diep in mij, Heil mij! In een droomgezicht

Zie ik mij zacht-lucht in het Lichte tijgen,
Mijn lotusblanke Ziel hoog-statig stijgen!


Jan Blanckaert
Maart 93
Ik zal hierbij een tekening maken (niet de buitentekstplaat)[.]
Schrijf me vooral hoe ik dat moet doen voor de reproduktie.
Heb je ook Nu en Straks aan Borel gestuurd[,] hij schreef me al een paar keer dat hij niets had ontvangen[.]
De zee is ruischende, ruischende in den nacht,
Donkre ademen, sombere rhijtmen zacht,
Bange deiningen, droef, en ver bevende;
Boven 't vage licht, in droom zwevende.

Rusteloos ruischen de deiningen, eind'loos rein,
Samen sidderen de bevende klanken;
Golven gebaren snikkende, de blanke,
Biddende omhoog, om in 't licht te zijn.

Zóó, met deiningen eind'loos van droeve baren,
Komt in dit donker leven aangevaren

Mijn ziel, die is droefruischende in den nacht,
Dien nacht, om haar reinkuische licht gebracht.
Zóó opsnikkende, biddende droef uit
Om Licht, met zacht, donkerruischend geluid.


Jan Blanckaert[2]
Hierbij had ik een lijnencroquis. Allemaal gebogen lijnen met een enkel figuur. Schrijf me of je het plaatst[,] dan maak ik dadelijk de croquis. Schrijf me vooral van de reproduktie, en of ik het met gewone [3] inkt kan teekenen.[3]
Nu volgt nog een ander vers van Borel, dat ik echter lang zoo goed niet vind als het voorgaande.
Oordeel zelf. (Stemming).
Stemming.[4]
Zoo zacht, zoo zacht ruischende als een stroom,
Rein, en zoo klaar, en zoo kalm. spiegelend, ...
Puur als blanke wateren, en wiegelend.
Meêdeinend Licht, als een leevende droom .......

Zoo kuisch en tevreê, en zoo welgebeden vroom,
Ons Leven in Liefde, mijn ziel spiegelend
Háár ziel, en zóó zacht wiegelend.
Omhoog, dat het Eeuwige Godslicht koom

Maar zoo onbewust nog, zoo peinzend, met vragen:
Wáár zal de reine stroom eenmaal verkwijnen,
Wáár zal mijn droom in 't Eindeloos verdwijnen?

orne's van Prikker
Rusteloos ruischende, naar horizon,
Als deinende zee naar de reine zon
Mijn Ziel droomend naar 't verre Lichte-dagen ....


Zeg ik zal je 's eerstdaags een paar hoofdletters of versieringen boven aan het blad sturen.[5] Ik heb ineens liefhebberij gekregen zulke dingen te maken[.] Geef me op welke letters je wil hebben om behoorlijk versierd te worden. De twee stukken[6] zal ik U zeker eens sturen maar je zal ze waarschijnlijk te lang vinden voor het tijdschrift[.] Ik heb het tot nu toe niet gedaan omdat ik er zelf nog maar één van de twee die hij me gestuurd heeft in bezit heb. Ik geloof dat je nu al de nieuwe verzen hebt welke ik van Borel bezit. Als je de andere van Hem hebben wil[,] dan moet je bij Varenhorst wezen[,] die heeft ze allemaal. Wacht even hier vind ik nog een nieuw vers[.] Ik voor mij vind het niet goed[.] Ik zal het op gaan schrijven.
[4]
Aan Johan Thorn Prikker[7]
Rein zijn de bergen, die als baren rijzen,
Zachte - machtige, en hooge-in-vrede,
Zoo trotsch, maar zoo in deemoed, in de wijze
Lijnen, die verreinen tot een vrede.

Zacht gaan de lijnen, die rijzen en deinen,
Die ver verkwijnen, stil als voort-gebeden,
Eenzaam staat een hoogste hoofd te peizen,
Als een grijs man, wijs van een laag verleden.

En over mijn ziel gaat een kuisch verlangen
Dat die wijze lijnen haar zacht komen reinen. —

En 't is of ik mijn eigen ziel zie schijnen
In al dat Schoon, ..... die stille lijnenzangen

Heel ver zijn stemmen van mijn zacht verlangen
Naar 't Eindeloos, waarheen ik voort wil kwijnen.


Nu beste vriend. Je zal nu tevreden over me zijn. he
Wat ik je stuur is al wat ik van Borel heb.
Ik ben nieuwsgierig naar het tweede nummer van Van Nu en Straks.
beste groeten
t[o]t[us tuus]
J[ohan] ThornPrikker
P[ost Scriptum] Eerstdaags krijg ik een studie van Borel over van Eeden[.][8] Ik zal je die sturen.
Denk er vooral om de verzen met Jan Blanckaert te onderteekenen[.] Borel vindt het beter dat zijn eigen naam niet onder de verzen komt.
P[ost Scriptum]2 Kan jij me soms de catalogussen van de XX en de Association nog bezorgen? Borel wilde ze zoo graag hebben, doe je best 's hiervoor.
Je moest nog 's naar den Haag overkomen[,] je wordt met gejuich [5] ontvangen.
Je hebt nog vergeten de Haagsche Kunstkring op Nu en Straks te abonneeren[.] Zend dus gauw het eerste nummer[.] Ze hebben mij er al dikwijls om gevraagd[.]
beste groeten
T[horn Prikker]

Annotations

[1] Datering van de brief: [begin juni 1893]. De brief werd geschreven na de ontvangst van het tweede nummer van Van Nu en Straks (rond 6 juni; zie brief 137, noot 3). Zie J.M. Joosten, De brieven van Johan Thorn Prikker aan Henri Borel en anderen 1892-1904 (Nieuwkoop Heuff, 1980), p. 127: "Ik heb nu je verzen (...) naar Vermeijlen gestuurd. Zooals je ziet is het tweede nummer beter als het eerste, dus wel een bewijs dat de lui goed willen. Ik teeken natuurlijk bij je verzen; voor de zee heb ik al lang een krabbeltje, en ik zal probeeren je opgaaf bij Lotus te maken." (fragment uit brief 13, door Thorn Prikker op 17 juni begonnen en op 27 juni verstuurd). Joostens argumentering betreffende de rangschikking van de brieffragmenten (p. 289: aantekening 1 bij brief 13 en p. 297-298: aantekening 4 bij brief 23) is echter weinig overtuigend.
[2] Henri Borel, 'De zee is ruischende, ruischende in den nacht', in: Van Nu en Straks, 5 [1894], p. 21. Zie brief 253, noot 6, een brief van Borel aan August Vermeylen d.d. 20 januari (AMVC, B 7412/B, 113804/3) en Borel aan K. Gripekoven, 30 maart (AMVC, B7412/B, 108965/2). I.v.m. het pseudoniem, zie ook het postscriptum bij deze brief en brief 320 (noot 4).
[3] Boven het gedicht 'De zee is ruischende' (zie [2]) staat wel een lijnencroquis, maar niet van de hand van Thorn Prikker. Zie ook brief 253, noot 8.
[4] Henri Borel, 'Zoo zacht, zoo zachtruischende in den nacht' (zonder titel), in: Van Nu en Straks, 5 [1894], p. 22. Zie brief 253, noot 6 en de brieven van Borel aan August Vermeylen en aan K. Gripekoven die vermeld worden in [2].
[5] Volgens de inhoudsopgaven verscheen er van Thorn Prikker alleen een tekening in Van Nu en Straks, 3 ([1893]), 1. Zie brief 180, noot 2.
[6] Thorn Prikker had van Borel twee stukken over China ontvangen, waarvan hij er een, met de titel 'Waar de zielen heengaan' aan Van Eeden had gestuurd. Zie J.M. Joosten, De brieven van Johan Thorn Prikker aan Henri Borel en anderen 1892-1904 (Nieuwkoop Heuff, 1980), p. 115 (brief 10 van 29 maart-4 april 1893: "Beste vriend. Ik heb je stuk over de Chineesen (Waar de zielen heengaan) in de beste welstand ontvangen. [...] Ik stuur het heden avond aan Van Eeden. Ook heb ik Vermeylen te Brussel er over geschreven, ik zal hem de twee stukken van je sturen, dan kan hij ze plaatsen zoo als het hem het beste dunkt." Bedoeld schrijven van Thorn Prikker aan Vermeylen kon niet worden teruggevonden.
Uit De brieven van Johan Thorn Prikker aan Henri Borel en anderen 1892-1904 (p. 132, brief 14 van 1 juli 1893) blijkt dat Thorn Prikker uiteindelijk geen van beide 'Chinese' stukken naar Vermeylen heeft verstuurd: "Over de twee Chineesche stukken heb ik lang en breed met hem [Vermeylen] gecorrespondeerd, hij wilde ze nu nog liever niet hebben, [...] daar hij Van Nu en Straks zuiver litterair wilde hebben".
In zijn aantekening 1 bij brief 10 stelt Joosten (p. 288) het artikel 'Waar de zielen heengaan' gelijk met het opstel 'Van een dooden Mandarijn', dat later in De Gids verscheen (4de reeks, XII (sept. 1894), p. 531-538). Gezien de inhoud van het artikel komt dat nogal onwaarschijnlijk voor. Mogelijk is het de titel van het andere stuk, ofwel een totaal verschillende bijdrage.
[7] Het gedicht werd nooit opgenomen in Van Nu en Straks.

Register

Naam - persoon

Borel, Henri Jean François (° Dordrecht, 1869-11-23 - ✝ Den Haag, 1933-08-31)

Schrijver en publicist.

Thorn Prikker, Johan (jan) (° Den Haag, 1869-05-06 - ✝ Keulen, 1932-03-05)

Beeldend kunstenaar.

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Titel - krant/tijdschrift

Gids, De (° 1837 - °)

Cultureel en sociaal tijdschrift.

Naam - instituut/vereniging

Association Pour L'art, L' (° 1892 - ✝ 1893)

Antwerpse artistieke vereniging.

Trachtte in opvolging van L'Art Indépendant het streven van de Brusselse groep Les XX om de contemporaine kunstuitingen ingang te doen vinden, buiten de hoofdstad verder te zetten. Het inrichtend comité bestond uit Ch. Dumercy, M. Elskamp, G.Morren, G. Serigiers, H. van de Velde en, gedurende enkele maanden slechts, V. Compijn.

Er werden twee tentoonstellingen georganiseerd (één in 1892 en één in 1893), waar geheel in de geest van Les XX zowel kunst als kunstnijverheid (gleizen potten, tapijtontwerpen, plakkaten enz.) werd getoond. Tot de deelnemers aan de tentoonstellingen behoorden o.m. Th.van Rysselberghe, A. Bloch, G. Seurat, V. van Gogh, J. Toorop, W. Crane en H. van de Velde. Ook van de Japanner Hiroshighé werd werk geëxposeerd. Behalve tentoonstellingen richtte de Association, eens te meer zoals Les XX, ook voordrachten en concerten in.

Haags(ch)e Kunstkring (° 1891 - °)

Nederlandse kunstenaarsvereniging.

In mei 1891 in de geest van het Wagneriaans ideaal opgericht met de bedoeling de beoefenaars van de diverse takken van de kunst bij elkaar te brengen om op die manier bij te dragen tot een onderlinge verrijking en misschien zelfs tot een eenwording van alle kunst. Net zoals bij de Van Nu en Straksbeweging was "Synthese" het kernbegrip waarrond de hele activiteit van de kring opgebouwd werd. De kring stond open voor alle modernismen, zowel in de plastische kunst als in de letterkunde (de eerste Nederlandse Dadabijeenkomst had in januari 1923 in de kunstkring plaats), de toonkunst, de architectuur, de toegepaste kunsten, de film, het toneel en de dans, en trachtte deze ook te stimuleren. Daarnaast werd de traditie niet verwaarloosd en het bevruchtend samengaan van traditie en vernieuwing bleef door de jaren heen kenschetsend voor de kring. De afdeling Fraaie Letteren ging eveneens in 1891 van start onder het voorzitterschap van M.Emants, die erg in de smaak vallende kunstavonden inrichtte, waaraan alle afdelingen hun medewerking verleenden. Vooral onder impuls van J.Toorop, die lid was van de Brusselse avant-gardegroep Les XX, werden in de loop van de jaren negentig enkele bijzonder interessante voordrachtavonden op het getouw gezet, o.m. in 1892 toen niet alleen P.Verlaine maar ook Le Sar Péladan als spreker op het programma stond. De kring, die door de jaren heen steeds een belangrijke artistiek trefpunt bleef, bestaat nog steeds.

Vingt, Les (° 1884 - ✝ 1894)

Brusselse avant-gardistische kunstkring.