KAREL VAN DE WOESTYNE aan
Manuel de Bom.
Hawel, hoe is het nu, sloore die ge zijt? Heeft de naar-huis-reis het heimwee doen wijken, o Manuël de zieke?
[1] — Hier op Laethem heeft uw plotselijnge vlucht algemeen deernisvolle verbazing gewekt.
Mevrouw Nauen[2] (die ons een schoonen ets zond) heeft aan uw verscheiden eenige gevoelvolle woorden gewijd, én
George Minne... zit daar nu met zijnen rosbeef!
Wij... wij leven in de goede hoop dat ge gauw terug komt. Intusschen vermaken wij ons zoo goed mogelijk. Onder andere met volgende klucht: ik heb besloten
Oktaaf Steghers zot te maken. En daarom heb ik hem dit geschreven:
"Waarde Heer, Terug van een reisje langs de Noord-kusten van Afrika (Marocco, Tunisie, enz. enz.) vind ik ten mijnent uwe vriendelijke en vereerende uitnoodiging. — Helaas! ik heb zoo weinig aan novellen gedaan, en wat ik heb geschreven is zoo onzedelijk, dat het me spijt, u niets voor uwe bloemlezing te kunnen geven. Daarbij, er zijn tegenwoordig zooveel novellisten in Vlaanderen, dat mijne afwezigheid niet eens zal worden bemerkt.[3]
— Maar ook ik, mijn waarde heer, heb een verzoek aan u. Ik las in "Vlaamsche Kunstbode" een werkelijk-aardig stukje van u,[4] dat u in mijne waardeering onmiddellijk eene eerste plaats bezorgde. Nu ben ik door een Hollandsch kunst-uitgever gelast, de portretten (foto's, koper-gravures, steen-druk, zink-cliché: al wat ge wilt) te verzamelen van onze beste schrijvers, met het doel ze in den handel te brengen en aldus de trekken van die schrijvers bekend te maken aan het publiek. — Toe, zend gíj me ook het uwe! Honorarium ervoor kan ik u niet beloven; ik zelf verzamel die conterfeitsels voor niets. De bekendheid die ge door 't verspreiden van uwe gelaatstrekken wint, is overigens, meen ik, eene voldoende belooning.
Ik mag op u rekenen, nietwaar?
Met hartelijke groeten."
— Hoe vindt-de dat soepke?... Nu moest er hem nog iemand zijn portret vragen, onder voorwendsel dat hij psychologische studies maakt op onze verdienstelijkste tijdgenooten!...
Manuël, stel
het al wel
mitsga-
ders
Nora
en veel geluk
met Puck
[5]
Veel complimenten, bien entendu, van Mariette
Annotations
[1] De Bom, op bezoek in Latem, is zeer onverwachts en al dan niet ziek terug naar huis gekeerd. De term 'sloor(e)', in de betekenis van een slordig, ellendig of traag persoon, werd zelfs in zijn Middelnederlandse variant al voornamelijk voor vrouwen gebruikt, en is hier dus niet van enige spot gespeend.
[2] 'Mevrouw Nauen':
Marie von Malachowski. Omstreeks deze periode verbleef ze samen met
haar man een tijd in Sint-Martens-Latem.
[4] Oktaaf Steghers, 'In den Polder', in: De Vlaamsche Kunstbode, jrg. 35, afl. 4 (april 1905), p. 153-161.