Uw brief valt juist op 't goed oogenblik. Op Slijpstraat is het uit.
[1] Edward heeft zóo weten te manoeuvreeren, dat wij buiten zijn, — natuurlijk met eene vergoeding; die hij ons echter maar met eene geringe som jaarlijksch uitbetaalt. — Zoodat ik dan toch grootendeels van literatuur had moeten leven... Nu valt uw aanbod uit de lucht, en — ik aanvaard, natuurlijk. 1500 fr.
[2] is maar 1500 fr.,... maar 't is
toch 1500 fr.! Te meer dat mij zoo iets niet afschrikt: ik heb niets meer te doen, dan schrijven, schrijven, schrijven.. Neem dat die correspondentie mij een drietal uren daags steelt: 't overige is er nog voor de literatuur, die me toelaat, met hetgeen ik uit
Slijpstr[aat] bij heb, zooniet weelderig, dan toch gemakkelijk met
vrouw en
kind te leven. Daarbij, dat is toch nogmaals 1500 fr.
zeker, 1500 fr. die 'k
gedwongen ben te verdienen, terwijl literatuur zoo gemakkelijk verschoven, zoo gemakkelijk uitgesteld wordt...
Ik reken het me dus ten plicht aan, te aanvaarden.
Of ik het zal kunnen volhouden? Zie, geen der bezwaren, eerlijk gezegd, schrikt mij af.
Ik som ze op:
- 1º In Brussel woonen... Maar ik kan toch ook even buiten Brussel woonen, niewaar?
- 2º Lichamelijke mogelijkheid. — Ja, ik gevoel me van nu af aan werkelijk opgeknapt. Te meer, zoo'n correspondentie is toch geen reportage-werk, en bij al de gebroken beenen hoeft men toch niet aanwezig te zijn. Dat er soms drukte en spoed is? Maar dat maakt me niet bang: ik heb heel veel imaginatie.
- 3º Parlement. — Dat is niets; integendeel: als men niet bevooroordeeld is, wordt dat prettig. Lees: van Deyssel, "Bezoek aan de politiek".[3] Te meer dat ik er altijd bij ben, waar geesten aan 't strijden zijn. Dus...
Nu wilde ik u, vertrouwelijk, vragen:
- 1º Hoe betaalt de Rotte Courant? (Ik wil zeggen: per lijn, of per artikel?)
- 2º Wanneer, na welk termijn betaalt ze? (dat is van belang voor mij!)
- 3º In hoeverre is men verbonden?
- 4º Heeft men, door 't feit van correspondent-zijn, eene pers-kaart voor toegang tot schouwburg, tentoonstelling, enz.?
Iets uit uw brief begrijp ik niet goed. Gij schrijft:
"Maar 't moest iemand zijn, die er niets bij te verliezen heeft. Iemand die een goeie betrekking heeft die hem desnoods schadeloos kan stellen als hij — wat gemakkelijk gebeurt in 't eerste jaar — zijn kassaart (?) krijgt."[*] Wat bedoelt gij met het laatste?...
— Nu dank ik u van harte, Manuël, dat ge eerst aan mij hebt gedacht: dat is op geen blauwen kassei gevallen, jongen!
[*] En 't is ook, "verdomd allemachtig aardig" van
de Meester. Schrijf aan dezen, a.u.b., dat ik hem bedank, in principe de plaats aanvaard, — en doe het liefst spoedig, want, met het geluk dat ik gewoonlijk heb, is anders de plaats vóor mijn neus weggekaapt....
— De diepste dank ook van Mariette. We zijn heel blij dat Nora beter gaat.
Ik? Ge ziet: ik schrijf zelvers. Ik gevoel me, behalve zwakheid, heel goed. En honger dat ik heb!... Gelukkig dat ik er zoo gemakkelijk dóor gesparteld ben!... En nu maar uw raad volgen, Manuel: sobrietas, in alles, en een streng regime. Maar wat kan 't me schelen: ik leef... en word correspondent...
Waarmede ik verblijf, er-bij voegend de hoop op een spoedig antwoord, uw beider verkleefden
Karel.