[1] Het is niet helemaal duidelijk welk probleem De Bom hier signaleert, en wie er precies bij dat probleem betrokken was. Het heeft er alle schijn van dat de
NRC (in de persoon van
Johannes Zaaijer) klachten had gekregen over de manier waarop De Bom en Van de Woestijne over het Taal- en Letterkundig Congres hadden bericht. De enige persoon die in de uitgebreide verslagen en handelingen van het congres vermeld staat en de naam (F.) Cool draagt, was geen
'Mijnheer' maar een
'Mej.[uffer]'. Mogelijk bedoelt De Bom P.N. Koolen Pzn., maar dat is geenszins zeker.
Veel waarschijnlijker is dat de heer Schepers die in deze brief door De Bom wordt vermeld, Johan Bernard Schepers was, een Friese spellinghervormer die in Haarlem woonde en werkte. Schepers' naam werd op 31 augustus 1906 in de NRC vermeld in een verslag over de vergadering van de spellingsafdeling op het congres. In dat verslag werd Schepers een 'luitenant' van Pieter Tack (1870-1943) genoemd, een leraar Nederlands met een uitgesproken mening over spelling, die ook aan de discussie tijdens het congres had deelgenomen. Misschien was die kwalificatie van 'luitenant' bij Schepers in het verkeerde keelgat geschoten.
Cool (of Koolen) en Schepers waren overigens niet de enigen die ontevreden waren over de verslagen van De Bom en Van de Woestijne in verband met het Congres. Ook Cas van Son, secretaris van de Nederlandse tak van het in 1898 opgerichte Algemeen Nederlandsch Verbond, liet op 4 september aan De Bom weten dat hij misnoegd was omdat De Bom diens lezing niet in zijn verslag ter sprake had gebracht. De Bom stuurde hem op 5 september een brief om zich daarvoor te verontschuldigen. Een samenloop van omstandigheden had ervoor gezorgd dat hij die lezing niet had kunnen bijwonen.