Brave Manuël, ik klaag u ontvangst aan (gelijk mijn "professeur de commerce" indertijd "Je vous accuse réception" vertaalde) van de overgroote somma die het u belieft mij onder postmandaatvorm toe te sturen, en kan u niet zeggen hoe ik u bedank.
[1] Al dat geréken dat er bij is heb ik niet gelezen, natuurlijk: gij hebt u daar een moeite gegeven die me confuis maakt. Enfin, merci, zulde! — Er is maar een dingen: gij hebt vergeten af te trekken wat ik u nog schuldig ben voor dat batik-zakje, uit Holland meêgebracht.
[2] Laat me astemblief weten hoeveel dat juist heeft gekost: ik stuur u cito de contanten.
Van
Teirlinck, geen nieuws. Ik heb hem, met uw brief erbij — hartelijk dank voor de tusschenkomst — in 't lang en in 't breed, om alle achterdocht te breken, maar ook met de noodige vastberadenheid om hem te toonen dat hij mij niet intimideert, geschreven hoe ik correspondent geworden was.
[3] Tot op heden: geen antwoord. Wat zou hij antwoorden, overigens? 't Eenige wat ik vrees, is dat zijn woede keere tegen
De Meester, en dat zou me zeer spijten... Hoe zit volgens u die zaak in den haak? Gelooft ge dat
de Meester werkelijk
Teirlinck zou hebben voorgesteld, en dat deze door de redactie zou zijn afgeslagen? Zonderling vind ik dat
de M[eester] wel van
Vermeylen heeft gesproken (die mijne benoeming
"goed nieuws" noemt) maar
nooit van
Teirlinck! — Nu weet ik tevens dat
Teirlinck liegen kan: hij schrijft immers dat hij slechts
na het Congres gehoord heeft dat ik correspondent was, terwijl hij mij op 't Congres-zelf en te Louise-Marie
[4] aan 't werk gezien heeft, en de Courant gedurende het Congres — gij weet het — heeft gelezen.
Jammer voor de Meester; jammer ook voor u, Manuël, dat ge om mijnentwille in de zaak zijt gemengd. Geloof dat het me zeer spijt...
Ik hoop echter dat de zaak voor mij geen kwaad gevolgen hebben zal.
De Meester schreef onlangs nog dat zelfs
Zaayer "de groote verdiensten" van onze Congresverslagen erkend had, en
"niets dan lof" over mijn werk had.
[5] Dus... — Wat nu dat antwoord van 't "Handelsblad" op mijn Anti-pangermanistische ontboezemingen aangaat:
[6] ik antwoord daar natuurlijk niet op. Elk zijn gedacht; en 't objectieve van mijn bewijzen is er, om te toonen wie gelijk heeft of niet... wat me in den grond onverschillig laat. En waren ze in de redactie misnoegd, 'k zou al op mijn donder gehad hebben van
den opperbaas, vermoed ik...
Naar Brussel! Jongen, zoo'n verhuis is geen karreweitje! Vooreerst: we zitten zonder meid; tweedens: na herhaald schrijven aan onzen proprio krijgen we geen antwoord over huurvoorwaarden.
[*] Nu gaat
Mariette morgen naar Brussel om alles definitief te sluiten, en, denk ik, zullen we einde der week (± 20 October) in Ukkel,
Emm[anuel] Van Driesschestraat, wonen. 't Is er frisch en openluchtig, een minuut van den tram der Avenue Brugman, en tien minuten rijdens van het centrum der stad. Lang niet zoo ver als
Vermeylen!...
A propos, met 20 dezer is het drie maand dat ik aan de Courant meêwerk. Zou ik vereffening durven vragen? En aan wien?
Ik heb ook nog mijn persdiploma niet. Moet ik dat aanvragen? 't Is maar dat me zoo iets veel geld inspaart, van tram, o.a. Wat is zoo'n persdiploma? Moet dat erkend worden door Burgemeester en Schepenen? Tot wat dient het, en tot wat dient het niet? Een woordeken, a.u.b.
Zorg
zoo spoedig mogelijk voor 't stukje over
Jan van Rijswijck, a.u.b.: ik wacht er op voor de samenstelling van het November-nummer, dat vóor mijn vertrek geheel klaar moet zijn.
[7] Mag ik op u rekenen?
Ik werk als een bezetenen. Mijn "Don Juan" is bepaald 't beste wat ik ooit heb gemaakt.
[8]
Waarmede ik, o Nora, en niet zonder de minnelijkste van Mariette's glimlachen, den verkleefdsten onder uwe dienaren verblijf, en van U, o Manuël-dienogmaals-bedankt-zijt, den verkleefdsten der vrienden.
Karel.
Annotations
[9] In de marge maakte De Bom enkele aantekeningen met een blauw potlood, voornamelijk om de brief te structureren en zo ook zijn eigen antwoordbrief beter te kunnen ordenen. Naast de mededeling dat hij vergeten was om het geld af te trekken voor het
'batik-zakje' zette hij een vraagteken. Dat deed hij ook bij de vermelding van het
'persdiploma', dat Van de Woestijne naar eigen zeggen onder meer het geld voor de tram zou uitsparen.
'Van tram' is in die zin door De Bom onderstreept. Dat geldt ook voor de woorden
'voor mij', in eerste zin van de vierde alinea.
[2] Over die aankoop, blijkbaar een souvenir uit Amsterdam, zijn verder geen details bekend, tenzij deze passage verband houdt met een gelijkaardige verwijzing in
brief 192 (zie daar
noot 10).
[3] Deze brief is niet bewaard.
[4] Louise-Marie is een dorp nabij Ronse. Een honderdtal congresgangers werden er ter afsluiting van het 29ste Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres door het echtpaar Ameye uitgenodigd voor een (fragmentarische) openluchtvoorstelling van Sacchini's
Oedipe à Colone (1786), tegen de berg waarop hun landgoed was gebouwd. Nadien genoot een deel van hen — waaronder naast
Teirlinck en Van de Woestijne ook
Top Naeff en
Gerard van Hulzen — ginds nog een feestmaal. Van de Woestijne schreef er op 1 september een artikel over. Het verscheen op 5 september 1906 in de
NRC.
[5] Deze brief is niet bewaard.
[*] 'Proprio': de eigenaar van het huis dat de Van de Woestijnes zouden betrekken.
[8] Het is markant dat Van de Woestijne dat vond, aangezien 'Don Juan sentimenteel' uiteindelijk niet eens is verschenen. Het was bedoeld om te verschijnen in
Janus met het dubbele voor-hoofd (1908), maar dat is dus niet gebeurd.