Van de Woestijne werkte nog geen negen maanden als kabinetssecretaris van Jules Destrée toen die hem op 31 augustus 1920 benoemde tot docent 'Geschiedenis van de Nederlandsche Letterkunde' aan de Rijksuniversiteit van Gent. Daarmee werd hem een baan in de schoot geworpen waarop ook August Vermeylen zat te azen. Vermeylen viste achter het net omdat hij zich (ondanks zijn anti­activistische standpunt tijdens de oorlog) al te duidelijk had uitgesproken voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. De nieuwe baan was voor Van de Woestijne een niet aflatende bron van vreugde en bracht ook zijn vertrek uit de (periferie van de) hoofdstad met zich mee (zie ).
Zie ook A. van Elslander, 'Het Gents professoraat van Karel van de Woestijne (1920-1929)', in: Spieghel Historiael van de Bond van Gentse Germanisten, jrg. 22 (1980), 1-2, p. 39-53 en Peter Theunynck: 'In den rug geschoten? Hoe Karel van de Woestijne, door de rivaliteit tussen Leo van Puyvelde en August Vermeylen, docent kon worden aan de universiteit van Gent (1920)', in: Wetenschappelijke tijdingen, jrg. 62 (2003) nr. 2, p. 112-136.
Toon volledige brief