Deze brief is het vroegste spoor van de toenadering die de Van Nu en Straks'ers in deze periode tot Stijn Streuvels hebben gezocht. Emmanuel de Boms enthousiasme over Stijn Streuvels' jeugdwerk heeft in die toenadering een grote rol gespeeld. Uit schrik dat Stijn Streuvels — die van streng-conservatieven huize was — zou weigeren, of dat hem zou verboden worden aan te sluiten bij de avant-gardegroep Van Nu en Straks, nodigt Van de Woestijne hem in deze brief nog niet direct uit om redacteur te worden, maar beperkt hij zich tot loftuitingen over het werk van de West-Vlaming. Kort nadien (29 juli 1896) zal Stijn Streuvels een brief van Emmanuel de Bom ontvangen, die hem expliciet zal verzoeken om aan Van Nu en Straks mee te werken. De angst dat Stijn Streuvels enkel voor zuiver katholieke tijdschriften zou willen schrijven, bleek ongegrond. Hij was zelfs erg verheugd en zegde meteen toe: 'ik wil volstrekt overal bijtreden. — 'K heb heel breede gedachten en zolang ik vrijgelaten ben voor mijn eigen voortbrengsels bekommer ik mij niet om die van anderen' (31 juli 1896).
Van Nu en Straks verleende als tijdschrift van de jongere generatie een stem aan de neo-romantische reactie tegen het negentiende-eeuwse positivisme. Het ijverde voor een kunst die niet meer 'de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie' was (zoals bij de Tachtigers), maar die organisch uit een gemeenschap groeide. Daarbij stonden de verbondenheid met de Vlaamse volksgemeenschap en de Vlaamse strijd voorop. De eerste reeks van Van Nu en Straks verscheen van april 1893 tot oktober 1894. Pas met de tweede reeks zou zich de literaire vernieuwing in Vlaanderen definitief voltrekken: Buschmann (Antwerpen) werd de nieuwe uitgever, het tijdschrift werd zuiverder literair, en tegelijk schoof het meer revolutionaire sociaal-politieke ideeën naar voren. Ook uiterlijk vond een wending plaats: het formaat werd kleiner (van quarto naar octavo), de presentatie werd soberder en in de decoratie werd de art nouveau sterk teruggedrongen. Een aantal medewerkers van het eerste uur (met name August Vermeylen, Emmanuel de Bom, Prosper van Langendonck, Alfred Hegenscheidt, Victor de Meyere) bleef deel uitmaken van de redactie, maar ook nieuwe auteurs traden toe. De belangrijksten onder hen waren Stijn Streuvels, Karel van de Woestijne en Herman Teirlinck.
Bovenstaande brief werd eerder gedeeltelijk gepubliceerd in: Marc Somers, Karel van de Woestijne 1878–1929 (Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I), p. 22, en volledig opgenomen in: Filip de Pillecyn, Stijn Streuvels en zijn werk (Tielt, Lannoo, 1932), p. 56-57. Het betreft telkens een fotografische reproductie.
Toon volledige brief