De polemiek in
De toekomst rond de vraag of er al dan niet Frans moest onderwezen worden in de lagere school, kende volgend verloop:
Arthur Cornette, 'Over taalstudie in 't middelbaar en 't lager onderwijs', in: De toekomst, 7de reeks, IV, nr. 1 (jan. 1890) p. 5–11, noemde het aanleren van een tweede taal in een tweetalig land, hoewel maatschappelijke noodzaak, toch een kwaad omdat dit de ontwikkeling van hart en geest bij het kind remt.
Hippolyte Temmerman, 'Het Fransch in onze Vlaamsche scholen' in: De toekomst, 7de reeks, IV, nr. 2 (febr. 1890), p. 62-68, verklaarde hierop dat wegcijferen van het Frans in de lagere school onrealistisch was, want Frans was nodig om een winstgevende betrekking te bekleden. Ook was Frans hét middel tot verbroedering met de Walen.
Temmerman wilde daarom meer lesuren onderricht in de Franse taal. Onmiddellijk zond Hippoliet Meert een repliek op dit artikel naar De toekomst, maar die moest toen de plaats inruimen voor Max Rooses, 'Het Fransch in onze lagere scholen', in: De toekomst, 7de reeks, IV, nr. 3 (maart 1890), p. 89-98. Het artikel van Hippoliet Meert werd na afloop van de polemiek Max Rooses–Hippoliet Temmerman gepubliceerd. Max Rooses toonde aan hoe de opzet van Temmerman de lagere school verfranste, want meer uren Frans betekende minder uren Nederlands, zodat men het kind gedeeltelijk zijn geestesvoedsel ontnam en op die manier het nationaal weerstandsvermogen verzwakte. Ook zou de verfransing van het lager onderwijs zich uitbreiden tot alle sectoren van het openbare leven en zo het gevaar voor annexatie met Frankrijk doen toenemen. Indien enkelen (5%) Frans nodig hadden om een winstgevende betrekking te bekleden, moest hun gelegenheid geboden worden om Frans buiten het leerprogramma te leren.
Temmerman, 'Het Fransch in onze Vlaamsche scholen', De toekomst 7de reeks, IV, nr. 4 (april 1890), p. 144-149, begon met zijn Vlaamsgezindheid te verdedigen en herhaalde dat hij uitging van het feit dat de ouders het aanleren van het Frans eisten. Omdat er onvoldoende tijd aan het Frans werd besteed, kenden de leerlingen die taal slechts gebrekkig. Aangezien men dus gedwongen werd de leerlingen een voldoende kennis van het Frans bij te brengen, was er maar één manier om het 'Vlaams' zijn rechten te laten behouden: meer uren Frans, maar niet dulden dat andere vakken in het Frans aan Vlaamse kinderen werden gegeven. Max Rooses, 'Het Fransch in de lagere scholen', De toekomst, 7de reeks, IV, nr. 5 (mei 1890) p. 181-191, toonde door middel van statistieken de achterstand aan van Vlaamse kinderen op Waalse, omdat teveel uren Frans het programma van algemene ontwikkelingsvakken in Vlaanderen in het gedrang brachten. Andermaal legde Rooses de nadruk op het gevaar van verbastering die leiden zou tot algemene verfransing, en meende hij dat de Vlamingen die Frans nodig zouden hebben om tot de hogere standen op te klimmen dit buiten de programma-uren moesten leren.
Het antwoord van Temmerman, 'Het Fransch in onze Vlaamsche scholen', in: De toekomst, 7de reeks, IV, nr. 6 (juni 1890), p. 221-223, werd gevolgd door een brief van A. Ausloos uit Luik, waar hij waarschijnlijk in het onderwijs stond; zie A. Ausloos, 'Het Fransch in onze Vlaamsche scholen', in: De toekomst, 7de reeks, IV, nr. 6 (juni 1890) p. 223-225. Temmerman meende dat sporen van verbastering eerder te wijten waren aan de gebrekkige kennis van het Nederlands en niet aan verbasterde kennis van het Frans. De betere uitslagen in Wallonië waren volgens hem een gevolg van het langere schoolgaan, en geen gevolg van tijd verknoeien in de Vlaamse scholen door het aanleren van een tweede taal, zoals Rooses beweerde. Temmerman besloot: wij hebben nu beiden ons standpunt uitgelegd, maar de argumenten van Rooses hebben ons niet aan het wankelen gebracht. De brief van A. Ausloos, gedateerd te Luik op 10 april 1890, was een persoonlijke getuigenis. Uit zijn eigen ervaring toonde hij aan dat het onnodig was Frans te leren vóór de hoogste klas van de lagere school.
Na het eerste artikel van Temmerman kwam er zoals gezegd opnieuw reactie. Zie Hippoliet Meert, 'Het Fransch in de lagere school', in: De toekomst, 7de reeks, IV, nr. 7 (juli 1890) p. 281-290. Het artikel werd gepubliceerd na afloop van de polemiek tussen Rooses en Temmerman. Meert toonde aan dat, zelfs al kende men na de lagere school een mondje Frans, het aantal winstgevende betrekkingen toch zeer klein bleef, zodat het aanleren van het Frans eender overbodig was voor de ontwikkeling van ons volk. Volgens Meert was het volk reeds op sleeptouw genomen door de burgerij, zodat het Frans een officieel karakter kreeg. Aanleren van het Frans leidde tot na-aperij, verbastering, en totaal verlies van het nationale bewustzijn, zodat Vlaanderen een Frans wingewest dreigde te worden.