20.02.1890 Emmanuel de Bom aan Max Rooses Emmanuel de Bom Bert Van Raemdonck Prof. dr. Yves T'Sjoen Em. prof. dr. Anne Marie Musschoot R. Beckers, L. Jansseune, J.P. Lissens, W. Van Rooy Editors of 'De wereld van "Van Nu en Straks". Briefwisseling 1890-1891' (1975) Bert Van Raemdonck Editor of this electronic edition Fonds Wetenschappelijk Onderzoek
Egmontstraat 5 b-1000 Brussel tel: +32 2 512 91 10 fax: +32 2 512 58 90 email: post@fwo.be
Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie
Koningstraat 18 b-9000 Gent tel: +32 9 265 93 40 fax: +32 9 265 93 49 email: ctb@kantl.be
Universiteit Gent Vakgroep Nederlandse literatuur
Blandijnberg 2 b-9000 Gent tel: +32 9 264 41 59 fax: +32 9 265 41 59
Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie / Centre for Scholarly Editing and Document Studies Gent

© Copyright , CTB

België Antwerpen Letterenhuis B708 30939/97 Emmanuel de Bom Max Rooses 1890-02-20 Brief, geen omslag

Ongelijnd vel dat doormidden werd gevouwen tot vier gelijke schrijfhelften (twee per zijde). Van elke zijde is slechts één schrijfhelft beschreven.

210 265

Frans Engels Duits Latijn 08-07-2008 transformation Ron Van den Branden (RvdB) Moved notes to dedicated [back] section 18-09-2007 electronic editor Bert Van Raemdonck (BVR) Completion of LetHeading, HandList and Opener 18-09-2007 electronic editor Bert Van Raemdonck (BVR) Regularisation of names 18-09-2007 electronic editor Bert Van Raemdonck (BVR) Encoding of dates and names of places 20 Feb. 90. Waarde Heer en Vriend,

Met genoegen zal ik U een artikeltje over de metamorphosen van Carnaval leveren. Ofschoon uit... de nevelen van 't verleden een dreigende schim mij verwijt:

"Ik wijd me slechts voortaan aan dingen, die voor blijven Vatbaar zijn. —"

Maar Op Uw verzoek doe ik het zeker, terwijl ik er overigens zelf aan gedacht heb. —

Hierbij de dichterlijke uitvallen van Toon Moortgat en van een toastzieken scribent. Wilt Gij ze nog eens, in de lavende stilte van 't Plantijn-Museum, herlezen, en mij dan zeggen, of Gij nog... in uwe boosheid volhardt? 'k Ben overtuigd, dat ze ditmaal het schuifken zullen krijgen.

Heeft Pol de Mont U den tekst nog niet bezorgd van het adres Nicolaï? Morgen heeft die plechtigheid plaats, en ik heb, op den wilden boef, verzekerd in de Kooph. , dat Benoit zelf dit stuk aan N. zou overhandig[x]en te 's Gravenhage.

Nicolaï las het, en bedankte mij in een postkaartje.

Nu begrijpt Gij, welk een nieuwen slag weeral aan mijn faam van "serieuzen jongen" zou toegebracht worden, indien al dat gerucht op niets uitdraaide. Welk is Uw gevoelen? Benoit zou nog heden in 't bezit van het stuk moeten komen, althans indien hij wezenlijk naar Holland gaat.

Uw verkleefde Em K de Bom

Waarschijnlijk hebben de brieven van Emmanuel de Bom en Max Rooses (die allebei op 20 februari gedateerd waren) elkaar gekruist, want ze beantwoorden elkaar niet.

Emmanuel de Bom, 'Een ommekeer in onze volkszeden', in: De Vlaamsche School, nr. III (1890), p. 51-53. De Bom begon met de volgende woorden: "Een requiem vraagt gij mij, schalks–ondeugend weg, in memoriam van... de Antwerpsche Vastenavondsaturnaliën, met heel haar omhaal van baldadigheid en losbandigheid? Gaarne wil ik hem aanheffen..."

Carnaval werd in 1890 gevierd op maandag 17 en op dinsdag 18 februari. Dat jaar ging voor het eerst een carnavalstoet uit. De gemeenteraad had daartoe besloten om een einde te maken aan de ongeregeldheden die het traditionele gooi– en smijtfestijn van vorige jaren meebracht: men beperkte zich namelijk niet altijd tot sinaasappelen of blauwsel, maar ook met onappetijtelijke of gevaarlijke dingen werd gegooid. Zie het Gemeenteblad van 1890, deel 1, nr. 3 (10 februari 1890), p. 33-38 en nr. 4 (24 februari 1890), p. 68-70. Deze beslissing heeft vermoedelijk te maken met de oprichting van De Scalden in 1889, een vereniging die tot doel had een andere wending te geven aan de toenmaals beruchte carnavalstoeten. Zie De Scalden. Feestalbum, XIIde jaarboek 1889-1890 (Antwerpen, Van Os-De Wolf, 1909).

Voor een pittoreske beschrijving van de carnavalgeplogenheden te Antwerpen omstreeks die tijd, zie Georges Eeckhoud, La nouvelle Carthage. La Bourse. Le Carnaval. Cartoucheries (Brussel, Veuve Monnon, 1891). In de eerste editie van dat boek (Brussel, H. Kistenmaeckers, 1888) komt de passage over carnaval nog niet voor.

Deze dichterlijke uitlatingen stonden in Die excellente cronike van de ghesellighe tsamenkomste van de Taelverbonders wt Antwerpen in den jaere MDMCCCXC (zie brief 15, noot 4). Daarin (op p. 4-7) duidde De Bom, "den Scribent van de Gulde", zichzelf aan als auteur van het gedicht Een teug aan d'oukens en een slokkie aan de jongeren! (zie brief 16, noot 1). Op pagina's 5 en 6 zei hij dat "Sieur Antoon Moirtgat" na Een teug aan d'oukens en een slokkie aan de jongeren! het woord nam en uitlegde hoe Adam en Eva in het paradijs Vlaams spraken, een uiteenzetting die gevolgd werd door een lied aan zijn vaderland. Deze uiteenzetting stond op p. 14 en 15; Het lied van den Vlaming op p. 15 en 16. Max Rooses was sinds 1876 conservator van het Plantin-Moretusmuseum in Antwerpen. In 1875 was het huis aangekocht door de stad, die het als museum oprichtte. Waarschijnlijk had Max Rooses, die voorzitter was van het Antwerpse Taalverbond, de tekst van Die excellente cronike van de ghesellighe tsamenkomste van de Taelverbonders wt Antwerpen in den jaere MDMCCCXC goedgekeurd.

Op 21 februari 1890 werd te 's-Gravenhage het jubileum van W.F.G. Nicolaï gevierd. Gedurende 25 jaar was hij aldaar directeur van de Koninklijke Muziekschool. Tijdens de feestmaaltijd van het Antwerpse Taalverbond (zie ook noot 3) stelde Pol de Mont voor om Nicolaï te vieren. Zie Die excellente cronike van de ghesellighe tsamenkomste van de Taelverbonders wt Antwerpen in den jaere MDMCCCXC, p. 6.

Het artikel 'Het jubileum van Maestro W.F.G. Nicolaï te 's Gravenhage' (in: De Toekomst (7de reeks, IV, nr. 3 (maart 1890), p. 128-132), was ondertekend met 'De Redactie', maar uit de inhoud bleek dat Pol de Mont de auteur was. Daarin bevestigde De Mont dat hij de Antwerpse groep van het Taalverbond voorstelde om Nicolaï ter gelegenheid van zijn jubileum een adres te overhandigen. Volgens een oproepbriefje van 16 februari 1890 aan de leden van het Antwerpse Taalverbond werd dat adres in de vergadering van 20 februari besproken. Zie de documentatie over het Taalverbond in het AMVC (T 106/D).

Het is mogelijk dat de tekst van het adres toen definitief werd vastgelegd. Die tekst was afgedrukt in bovengenoemd artikel in De Toekomst. Waarschijnlijk was het dat adres dat De Bom vernoemde in zijn artikel 'Hulde aan Nicolaï' (in: de Koophandel van Antwerpen, 11 februari 1890, p. 3), en dat ondertekend was met 'M.'. Wellicht is het ook dit adres dat meerdere bronnen in hun relaas over de feestelijkheden te 's Gravenhage vernoemden. Zo verscheen bijvoorbeeld 'Jubelfeest van W.F.G. Nicolaï' (in: de Koophandel van Antwerpen van 26 februari 1890, p. 2-3), getekend 'A.', waarin die schreef dat er op het feest een adres werd voorgelezen waarin Peter Benoit hulde bracht aan Nicolaï. Ook 'Het jubileum van W.F.G. Nicolaï' (in: Het volksbelang van 1 maart 1890, p. 3) maakte melding van het adres, terwijl Pol de Mont in bovengenoemd artikel in De Toekomst zowel het feit van de aanwezigheid van Peter Benoit te 's Gravenhage op 21 februari 1890 aanhaalde, als het feit dat er namens het Taalverbond van Antwerpen een adres werd voorgelezen waarin Nicolaïbedankt werd om zijn verdiensten jegens Peter Benoit.

Er werd dus niet expliciet vermeld dat Benoit zelf het adres overhandigde of voorlas. Dat laatste is overigens niet erg waarschijnlijk, gezien de vorm van het adres.

Niet teruggevonden.

Zie noot 7.

De vriendschap tussen Peter Benoit en Willem F.G. Nicolaï (die teruggaat op de jaren 1875 e.v.) moet gezien worden in het kader van de beweging die de nationale toonkunde in Noord- en Zuid-Nederland wilde tot leven brengen. Op basis van de 'esthetisch-nationale eenheid' (een term uit De Vlaamsche kunstbode) werd in 1875 te Amsterdam de Toonkunstenaars–Vereeniging opgericht, een broederbond tussen Noordnederlandse en Zuidnederlandse componisten. Nicolaï was een van de stichters. Peter Benoit, die zeer enthousiast was voor deze vereniging, had vóór de oprichting ervan reeds herhaalde keren krachtig gepleit voor toenadering tussen Noord en Zuid op muzikaal gebied. Zie Peter Benoit, 'Een broederbond tusschen de toonkunstenaars van Noord en Zuid', in: De Vlaamsche Kunstbode, jrg. V (1875), p. 312-317 en 478-480. Zie ook Herman Baccaert, Peter Benoit. Een kampioen der nationale gedachte (Antwerpen, 't Kersouwke, 1929), p. 137-138.

In het kader van dit gezamenlijke streven had Nicolaï Peter Benoit ingang doen vinden in het noorden. Zie J. de Jong, 'W.F.G. Nicolaï', in: De Vlaamsche Kunstbode, jrg. XX (1890), 137-190. Dat doordringen tot in Nederland zou gebeurd zijn via het tijdschrift Caecilia, waarvan Nicolaï de hoofdredacteur was. In 1875 verscheen daarin onder zijn impuls een uitgebreide studie van August Jozef Cosyn over 'Benoit en de Vlaamsche muzikale beweging'. Zie Paul Fredericq, Schets eener geschiedenis der Vlaamsche Beweging, deel II (Gent, Ad. Hoste, 1908), p. 181, noot 1.

De eerste uitvoering van werk van Peter Benoit in Nederland had plaats op 28 februari 1878, toen G.A. Heinze en W. Stumpf zijn oratorium Lucifer in Amsterdam uitvoerden. Daags nadien werden op het eerste concert van de Toonkunstenaars–Vereeniging werken van Willem Kes, Richard Hol, Willem F.G. Nicolaï en Peter Benoit vertolkt. Naar aanleiding van die gelegenheid was Benoit gedurende acht dagen in Nederland en verbleef hij enkele dagen bij Willem F.G. Nicolaï in 's Gravenhage. Zie Peter Benoit, 'Acht dagen in Holland', in: De Vlaamsche Kunstbode, jrg. VIII (1878), p. 121-130.

Op 7 april 1878 werd onder leiding van Benoit te Antwerpen het oratorium Bonifacius van Willem F.G. Nicolaï op tekst van L. Schneider door de Société de Musique aldaar uitgevoerd. Evenals de uitvoering van Lucifer in Nederland onderkende Benoit dat feit als een belangrijke stap voor de muzikale verbroedering. Zie Peter Benoit, 'Nicolaï te Antwerpen', in: De Vlaamsche Kunstbode, jrg. VIII (1878), p. 185-188.

Op 30 mei 1878 voerde Nicolaï te 's Gravenhage de Rubenscantate van Benoit uit, op initiatief van de Toonkunstenaars–Vereeniging. Zie Peter Benoit, 'In Den Haag', in: De Vlaamsche Kunstbode, jrg. VIII (1878), p. 324-332. Dit was het begin van Benoits zegetocht in de voornaamste Nederlandse steden. Achtereenvolgens werden verscheidene keren zijn Rubenscantate, Lucifer, De Schelde, De waereld in, De oorlog en De Rijn uitgevoerd. Zie Paul Fredericq, Schets eener geschiedenis der Vlaamsche Beweging, deel II (Gent, Ad. Hoste, 1908), p. 181.

'Op de wilden boef: in het wilde weg.