Op 12 mei 1890 werd
August Vermeylen achttien jaar. Hij had
Emmanuel de Bom de eerste keer ontmoet op de algemene vergadering van het
Taalverbond te Brussel, op 7 april 1890. In het meinummer van
Nederlandsche Dicht– en Kunsthalle (1890, p. 81-82) publiceerde hij zijn Ballade der regenschermen
"Voor den vriend Em[manuel Karel] de Bom".
In 1889 wordt De Bom vernoemd in de naamlijst der leden van het Taalverbond Antwerpen (zie het Jaarboek van het Taalverbond (1889, LXXIV). Hij publiceerde daarin de bijdrage Donder en bliksem in het volksgeloof. Een folkloristische bijdrage (p. 22-47), gedateerd november 1888. Vermeylen wordt niet vernoemd in dat jaarboek van 1889, terwijl hij wel de eerste keer vernoemd wordt in het verslag van De Distel, op 3 aug. 1889.
Volgens L. Sourie (Van Nu en Straks. Historiek en betekenis) ontmoetten De Bom en Vermeylen elkaar voor het eerst op de Boekwezendag te Antwerpen van 3 april 1890 (p. 40), wat in tegenspraak is met de verklaring van De Bom in het Gedenkboek A. Vermeylen (p. 23-24, 1932), en met het feit dat de Boekwezendag werd gehouden te Antwerpen op 7, 8 en 9 augustus (zie De Vlaamsche School, nr. III (1890), p. 131-139 en de NRC (tweede blad C, 12 aug. 1890, p.1).
Dat
Vermeylen en
De Bom elkaar ook op de Boekwezendag ontmoet hebben, valt bijvoorbeeld af te leiden uit het artikel in de
NRC (Zie
brief 28, noot 10), dat ter vervanging van
Max Rooses door
De Bom geschreven werd, in samenwerking met
Vermeylen en
Horace Bosiers.