'Bewîînelijk' bewenenswaard, droevig. Misschien een allusie op de taal van de Antwerpse poesje. Zie M.E. Tralbaut, 'Van Nu en Straks in de Antwerpse Poesje', in: De tafelronde II nr. 2 (mei 1954, p. 98-112) en Gerrit Borgers, Paul van Ostaijen. Een documentatie 1 (Den Haag, Bert Bakker, 1971), p. 593.
Toon volledige brief