August Vermeylen, 'Uit Sint–Antonius. Eerste stuk', in: Zingende vogels, 1ste stuk (1891), p. 52-55 (gedateerd 15 december 1890). Het verscheen later in
Vermeylens
Verzameld Werk, deel I, 461-464.
Hier wordt voor de eerste keer gesproken over het Sint–Antoniusthema, waaruit De wandelende Jood (1906) zal ontstaan. Zie E. d'Oliveira, De mannen van '80 aan het woord (Amsterdam, Maatschappij voor goede en goedkope lectuur, 1909), p. 144, en De Boekzaal. Maandelijks bibliografisch tijdschrift, jrg. I, nr. 5 (mei 1907), p. 137.
In een brief van Hélène Swarth aan Pol de Mont van 20 december 1890 schrijft ze: ... De H. Antonius zend ik, als niet plaatsbaar, terug. Zulk een grof–naturalistische uitbarsting van dierlijkheid wil ik niet plaatsen in een tijdschrift dat ook onder mijn redactie verschijnt. — 't Is niet eens origineel, maar een plagiaat van Emile Verhaeren (Les Flamandes)". Zie Herman Liebaers, Hélène Swarth. Brieven aan Pol de Mont (Gent, KVATL, 1964), p. 209. Er wordt in dat boek ook nog gesproken over Vermeylens Sint–Antonius op p. 210 en 224.