Annotations

[1] Met dit "geheim" bedoelde Simons wellicht zijn relatie met de toneelschrijfster Josine Mees. Zij was op dat ogenblik nog gehuwd met de Rotterdamse geneesheer J. Browne. Na haar scheiding trouwde ze in 1894 met Leo Simons. Zie B. Hunningher, 'Josine Simons-Mees', in: Toneel en werkelijkheid (Rotterdam, W.L. en J. Brusse, 1947), p. 61-127.
[2] Volgens Nico van Suchtelen zou Simons in deze periode meewerken of meegewerkt hebben aan Het vaderland, De kunstbode, Nederland, de Oprechte Haarlemsche courant, Het tooneel en aan "verschillende andere tijdschriften". Zie N. van Suchtelen, 'Leo Simons', in: Ter herinnering aan Dr. Leo Simons (Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1932), p. 5-7. Simons had voor 1888 ook meegewerkt aan het Antwerpse weekblad De kleine gazet. Zie hierover verder [7]. In 1891 was hij ook redactielid van De gids. Zie brief 186, noot 2. Tenslotte was hij ook medewerker van Het nieuwsblad voor Nederland; zie [3].
[3] Leo Simons, Besproken plaatsen (Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1891). De Stadsbibliotheek Antwerpen bezit een exemplaar van dit werk, waarin Simons de volgende opdracht schreef: "Mijnen vriend Em[manuel] De Bom; Amsterdam 27 nov. 1891, Leo Simons Mz.". Het boek bestaat uit een bundel opstellen, waarvan het merendeel verscheen in de Oprechte Haarlemsche courant, Het tooneel, en het zondagsblad van het Nieuwsblad voor Nederland. Onder die opstellen bevinden zich ook een aantal essays over Henrik Ibsen en zijn werk, die later warm aanbevolen werden in Emmanuel de Bom, Henrik Ibsen en zijn werk (Gent, Ad. Hoste - Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1893). De verschijning van Besproken plaatsen werd gemeld in De Vlaamsche School, nr. V (1892), p. 16.
[4] Dit toneelstuk werd niet teruggevonden. Het is evenwel mogelijk dat Simons delen van dit stuk verwerkt heeft in verschillende eenakters die hij nadien publiceerde onder het pseudoniem Albert de Vries, en die hijzelf in een lijst voor aanbevelenswaardige stukken voor het volkstoneel aanhaalde. Deze eenakters heetten o.m. De courant, Crediet, De nieuwe directeur en De journaliste. Zie Leo Simons, Voordragen en toneelspelen (Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1915), p. 31-32.
[5] Het leven en werk van Leo Simons reveleren zijn grote belangstelling voor het toneel, en steeds heeft hij zich opgeworpen als promotor van de toneelvernieuwing. Circa 1890 strekte zijn toneelactiviteit zich uit over verschillende domeinen: van 1886 tot 1890 had Simons het redacteurschap waargenomen van Het tooneel, orgaan van het Nederlandsch Tooneelverbond. Zie Het tooneel, XVI, nr. 1 (1886-1887), p. 1-4 en XIX, nr. 10 (1 maart 1890), p. 79. Tot 1892 gaf hij les aan de Amsterdamse toneelschool. Zie Het tooneel, XXI, nr. 1 (15 okt. 1891), p. 2. Een strijdende rol voor vernieuwing nam hij op, zowel in het beroepstoneel — zie brief 159, noot 6 — als in het volkstoneel. Dat laatste moet gezien worden in het licht van Simons' sociale bewogenheid; zie hierover meer in [6]. Hij richtte zo in de Amsterdamse ontwikkelingsclub Ons Huis een toneelvereniging op waarvoor leden uit alle standen gerecruteerd werden. Deze vereniging, waarvan hij zowel de regisseur als de souffleur was, leidde hijzelf tien jaar lang. In deze jaren was hij van mening dat het Nederlandse beroepstoneel totaal verstard was in conventionalisme en geloofde hij dat de toekomst van het toneel uitsluitend bij het dilettantentoneel lag. Zie P. Endt, 'Het maatschappelijk streven van L.Simons en zijn arbeid voor het tooneel', in: Ter herinnering aan Dr. Leo Simons (Amsterdam, Maatschappij ter verspreiding van Goede en Goedkoope Lectuur, 1932), p. 23-36. Zie ook Leo Simons, Voordragen en tooneelspelen (Amsterdam, Maatschappij ter Verspreiding van Goede en Goedkoope Lectuur, 1915), p. 3 en 24-25. Reeds in die tijd, en verder gedurende zijn hele leven, schreef Simons kritieken en studies over het toneel, over toneelspelen en -opvoeringen, hetzij in dagbladen en tijdschriften, hetzij in gebonden publicaties, terwijl hij ook zelf enkele toneelstukken schreef — zie b.v. [4] — vaak in samenwerking met Josine Mees, die in 1894 zijn echtgenote werd. Zie B. Hunningher, 'Josine Simons-Mees', in: Toneel en werkelijkheid (Rotterdam, W.L. en J. Brusse, 1947), p. 61-127. De bedrijvigheid op toneelgebied die Simons' hele leven typeerde, vond uiteindelijk haar neerslag in een vijfdelig werk, waaraan hij de laatste twaalf jaren voor zijn dood bezig was, nl. Het drama en het tooneel in hun ontwikkeling (Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1921-1933. Zie ook Nico van Suchtelen, 'Leo Simons', in: Ter herinnering aan Dr. Leo Simons (Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1932), p. 13-14.
[6] In de jaren negentig had Simons' sociale belangstelling voornamelijk betrekking op de culturele ontwikkeling van het volk, en zijn activiteiten in verband hiermee moeten gesitueerd worden in het kader van zijn deelname aan het Toynbee-werk, dit zowel voor wat de promotie van het volkstoneel betreft (zie [5]) als de oprichting en de uitbreiding van de openbare leeszalen. Simons richtte aldus in 1888 te Amsterdam de vereniging Leeskunst op, en werd in datzelfde jaar ook één der medestichters van de reeds vermelde ontwikkelingsclub Ons Huis (zie [5]). Aan deze sociale belangstelling koppelde hij ook literairwetenschappelijke aspiraties, en zo verzorgde hij bijvoorbeeld 2 reeksen studies van de hand van verschillende auteurs over maatschappelijke problemen die onder zijn redactie werden gepubliceerd. Als redacteur hield Simons zich niet enkel bezig met het samenbundelen van werk van anderen, maar zelf schreef hij ook enkele studies. Zie Leo Simons, Studies en volkskracht (Haarlem, De Erven F.Bohn, 1903-1905. Zo schreef hij onder de titel 'De toekomstwaarde van onze jongste maatschappelijke woelingen' een inleiding voor het eerste nummer van de eerste reeks hiervan. In de tweede reeks verscheen een nummer (7), dat geheel werd samengesteld door Simons, met als titel Wettelijke bescherming onzer arbeiders.
[7] Waarschijnlijk werd hier De kleine gazet bedoeld, een liberaal Vlaamsgezind Antwerps weekblad dat aldaar verscheen van 1879 tot 1888 — zie brief 3 (1890), noot 2 — en waaraan Simons als opvolger van de Nederlandse correspondent Jan van Woerden meewerkte van 27 juli 1884 tot 3 jan. 1886 met in totaal 35 bijdragen. Zie De kleine gazet van 27 juli 1884), p. 2-3 en van 3 jan. 1886), p.3 en al de nummers van dit weekblad tussen beide data, waarin 35 maal de rubriek 'Uit Noord-Nederland', getekend met de initialen L.S., verscheen.

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Mees, Josine Adriana (° Rotterdam, 1863-06-26 - ✝ Den Haag, 1948-03-11)

Toneelschrijfster.

Huwde in 1894 met Leo Simons.

Simons, Leo Mz (° Den Haag, 1862-08-01 - ✝ Rotterdam, 1932-06-11)

Auteur, uitgever (Wereldbibliotheek) en Vondelkenner.

Titel - krant/tijdschrift

Gids, De (° 1837 - °)

Cultureel en sociaal tijdschrift.

Kunstbode, De (° 1884 - ✝ 1879)

Weekblad, gewijd aan muziek, toneel, schilderkunst, beeldhouwkunst, kunstnijverheid enz... voor Holland en België.

Het eerste nummer verscheen in november 1884 bij J.J.Hofstede in Amsterdam; versmolt later met De portefeuille (1879-1895).

Nederland (° 1849 - ✝ 1944)

Nederlands literair tijdschrift.

Tijdens de tweede wereldoorlog "gelijkgeschakeld" tijdschrift, onder redactie van o.m. Willem Haighton, broer van de fascist Alfred Haighton. Van 1849 tot 1853 had het blad de ondertitel "proza en poëzy van Nederlandsche auteurs", daarna "verzameling van oorspronkelijke bijdragen van Nederlandsche auteurs". Mr. M.G.L. van Loghem (pseudoniem: Fiore della Neve) was redacteur van 1887 tot 1920.

Nieuwsblad Voor Nederland, Het (° 1883 - ✝ 1914)

Nederlands blad, opvolger van het Nieuw Vliegend Blad. Verscheen driemaal per week en werd uitgegeven van 02/08/1883 tot 08/08/1914. Directeur-eigenaar was D.A.van Waalwijk. Op maandag werd een Zondagsblad van het Nieuwsblad voor Nederland bij de krant gevoegd. Van beide publikaties blijven slecht enkele exemplaren bewaard in het Gemeentearchief van Amsterdam en in het Nederlands Persmuseum (Amsterdam). Ze waren neutraal maar Oranje-gezind, en populair van toon.

Oprechte Haarlemsche Courant, De (° 1847 - ✝ 1941)

Nederlands dagblad met zeer oude traditie. Werd in 1656 gesticht door Abraham Casteleyn als Weeckelijke Courante van Europa. Werd twee jaar later Haarlemsche Courant, waaraan in 1664 het woord Opregte werd toegevoegd. Pas vanaf de 19de eeuw (1847) verscheen het als dagblad. Omstreeks 1890 behoorde het tot de meest gelezen kranten van Nederland, grotendeels omwille van de rubriek familieadvertenties, wat de krant ook de naam "dameskrant" opleverde. Smolt in 1941 samen met Haarlems dagblad onder de naam Haarlemsche courant.

Tooneel, Het (° 1882 - °)

Orgaan van het Nederlandsen Tooneelverbond.

Vaderland, Het 1869 -

Haagse krant. 1869 -

Bestaat nog steeds, nu als ochtendblad.

Vlaamsche School, De (° 1855 - ✝ 1901)

Tijdschrift voor kunsten, wetenschappen, letteren, oudheidkunde en kunstnijverheid.

Naam - instituut/vereniging

Leeskunst (amsterdam) (° 1890 - °)

Soort leesclubje, door L.Simons Mz., V.K.L. van Os en Wertheim in 1890 gesticht, met het doel, in navolging van het zogenaamde 'Toynbee-werk', aan cultuurspreiding te doen onder de minder bevoorrechte klassen. De leiders van het groepje namen daartoe elke week gedurende enkele uren een tiental personen onder hun hoede die ze bij het lezen begeleidden. L.Simons hield met dit soort activiteiten op toen hij in 1893 naar Engeland vertrok. Hoe lang de club bleef verderbestaan, werd niet achterhaald. Wel deed Simons in 1917 vanuit de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur opnieuw een oproep tot het vormen van dergelijke leesgezelschappen.

Nederlandsch Tooneelverbond (° 1869 - ✝ 1896)

Vlaams-Nederlandse vereniging.

Ons Huis

Een in 1892 te Amsterdam opgericht instituut voor volksontwikkeling. Qua opzet voorloper van de latere volksuniversiteiten. De doelstellingen, namelijk beschavingsoverdracht bewerkstelligen tot in alle lagen van de bevolking, liepen parallel met die van de zogenaamde Toynbeehuizen, waarvan het eerste, de Toynbee-hall, in 1880 in het Londense East End was ontstaan. Tot de stuwende krachten achter het Amsterdamse Ons Huis behoorde o.m. Leo Simons Mz.