Met de opvoering van Ibsens Een vijand van het volk door de groep van de Cirkschouwburg en in de vertaling van Emmanuel de Bom, verliep het allesbehalve vlot. De opvoering werd blijkbaar telkens weer verschoven, tot eindelijk in 1892 de De Vlaamsche School heel voorzichtig aankondigde dat "In de loop der maand Februari, hoogst waarschijnlijk, door het gezelschap van den Nieuwen Cirkschouwburg te Antwerpen, voor de eerste maal in Zuid-Nederland een werk van Ibsen [zal] opgevoerd worden, met name Een vijand des volks". Zie De Vlaamsche School, nr. V (1892), p. 16.
Daar kwam niets van terecht, hoewel De Vlaamsche School (nr. V (1892), p. 53) nog vol trots aankondigde: "Den 24ste Maart a.s. geeft de heer Henri Van Kuyck voor zijn benefietvoorstelling in den Cirkschouwburg van Antwerpen, de lang beloofde eerste voorstelling van Een vijand des volks, het beroemde drama van Henrik Ibsen." Slaan we echter de De Koophandel van Antwerpen van 24 maart 1892 open (p. 3), dan lezen we daar dat die avond Michel Strogoff, een drama in 10 taferelen "met optochten enz." gespeeld werd, dat al sinds 13 maart '92 op het programma stond. Henri van Kuyck gaf zijn benefietvoorstelling pas op dinsdag 5 april 1892 met... Laurierboom en bedelstaf, "een hartverscheurend drama"; zie De Koophandel van Antwerpen van 5 april 1892, p. 3. Over deze jammerlijke wending, die deze unieke kans tot het werkelijk opbeuren van het Vlaamse theaterleven uit die tijd nam, laten we De Bom zelf aan het woord, uit zijn inleiding tot zijn vertaling van Ibsens En folkefiende, waarin hij het droevige relaas geeft van de factoren die de opvoering van een werk van Ibsen te Antwerpen onmogelijk maakten:
"In een mooie opwelling van ambitie en kunstenaars-eergevoel, had een begaafde jonge tooneelspeler, wien ik reeds lang over Ibsen tooneel gesproken had, uitgeroepen: verdomd, dat wil ik spelen! Hij was letterlijk in de wolken met dit stuk. Het moest pakken, die vierde akt was een meesterstuk, zoo'n menschen van vleesch en bloed, zoo geheel vreemd aan al de theaterpatronen; die ademen, gaan en staan als wij; die de gedachten van onzen tijd en niet de uitgedroogde denkbeelden van een afgestorven tijdperk uitspreken en dat alles in een omgeving sober van decoratie, maar toch van zulke speciale atmosfeer doorwaaid: het bureel van een dagblad, een meeting-zaal — O, indien 't publiek het niet verstond, dan leverde het eenmaal het bewijs hoezeer het ten achter is! Maar hij zou 't opheffen, er zou een rilling van geestdrift door de toeschouwers loopen — als de beruchte spreekwoordelijke rilling, gebaard door den Max Havelaar. Ik maakte de vertaling met moed, een beetje sceptiek nochtans op den uitslag. Niet zonder recht. Het seizoen vorderde, van de vertooning kwam niets. Eindelijk vernamen de ingewijden dat twee acteurs om de rol van Stockmann hadden gekrakeeld. Mijn enthusiast stond zijn Stockmann af. De repetities begonnen, zegt men. Tot driemaal toe repeteerden ze wel, en men gaf het op; de acteurs bleeken er geen van allen iets van te begrijpen. "Geen stuk voor òns publiek — men zou niets hebben dan die menschen met hun gewetensbezwaren en hun verstandelijke omwentelingen — in de vergeethoek." Ik dacht een oogenblik dat men me voor 't lapje hield. Maar na overweging kwam 't me voor dat er toch een schijn van gegrondheid was in de aanmerking. Ongetwijfeld was de onderneming onder zekere opzichten gevaarlijk: acteurs, beschaafd genoeg om den samenhang en den geest van het werk te vatten, ontbraken. Zij zouden dien armen Vijand vermoorden. En het publiek, dat op den nog al effectmakende titel opkwam, zou in plaats van doorwrochte karakterstudies een kwastig poesjenellespel te zien gekregen hebben. Er moest dus gewacht worden tot onze acteurs beschaafd zijn. Minder waar echter voor wat de toeschouwers betreft; ik vertrouw dat, onder hen die Hamlet, den Koopman van Venetië, de Zomernachtsdroom en Rossi 's vertooningen te Antwerpen met zooveel eerbied aanhoorden, toch wel een minderheid zal gevonden worden die niet alleen aandacht maar ook eerlijke en warme waardeering zal over hebben voor 't werk van den Noorschen dramaturg. Die minderheid helpen vergrooten ten onzent door de vertaling van het werk in druk te laten verschijnen: ziedaar doel en middel, die voor de hand lagen. Een studie over heel het Werk van Henrik Ibsen, volge eerlang op deze eerste poging." Zie Emmanuel de Bom, Een vijand des volks van Henrik Ibsen (AMVC (B 708/H). Zie ook nog Emmanuel de Bom, Henrik Ibsen en zijn werk (Gent, Ad. Hoste, Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1893), p. 3.
Show entire letter