Ik kan u niet dadelijk antwoorden, ik weet niet of ik Zondag
[1] zal kunnen meêgaan. Waarschijnlijk
ja, maar ik zal u overmorgen een bepaald antwoord kunnen geven.
Is dat artikel over
Zuster Bertha voor de
Dicht & K[unst] Halle?
[2] Het is te goed voor dat tijdschrift. Wat me pleizier doet is dat ik juist hetzelfde schrijf als gij in dit oogenblik (over Pelleas & Mélisande).
[3] Goed: ge zult dus geen
humorist worden, en dat verheugt me. Met uwen zin van de parodie heb ik altijd gevreesd dat ge in die lagere kunst zoudt vallen (Ik spreek van den Vlaamschen, Hollandschen & Duitschen
humor. De Engelschen, dìe zijn in mijn botten!) Nu schrijft gij:
"...maar geen zal lachen, tenzij met een grijns" Ge hadt dat over één jaar niet geschreven. Ge wint, ge wordt verdomme "ne goeie!" Ik kan u niet genoeg zeggen dat uw gedachten over
Aletrino's boek me vreemd genoegen doen.
Maar waarom moet ik die proef verbeteren? Ik vind ze zoo heel goed. Mag ik met eenige critieken voor den dag komen?
- 1°) Ge gebruikt toch een beetje te veel Fransche woorden. Ik ben er niet bepaald tegen, maar dat kan er maar door in een kroniek: in de beoordeeling van een hoogschoon boek schijnt me dat niet serieus.
- 2°) De eerste volzin van uw artikel zou 'k veranderen (de drie eerste regels). Dat klinkt in mijn oor als een valsche noot. Begin heel eenvoudig.
- 3°) "vechten tegen de storm als een visschersschuitje tegen de oceaan..." Banaal. Er zijn zoo nog eenige regels
[2]
in uw artikel, schop dat weg.
4°) ... "opspritsend als spranken van smart met den moker der werkelijkheid uit het gloeiend ijzer van haar gedroomd geluk geslagen." Van slechten smaak, hein?
Het is ondeugend, maar ik denk aan de parodie van v[an] Eeden: "Hij vond den hond der teleurstelling in den pot zijner illusiën."
- 5°) "Hij is soms te kwistig met details, enz." Dat is een persoonlijke meening, maar ik wil u toch zeggen dat juist die details in Aletrino mij interesseerden. Èn de totaal-indruk was er toch!
De pendule die zich doodtikt: uitnemend goed!
Ik zit hier heel gerust, met een hoop vreemde boeken
[4] die me honderd uren ver van
"de Distel" doen zweven. O.a.:
l'Homme, van
Ern[est] Hello[5] — The Confessions of an Opium-eater, van de Quincey
[6] — Ursule Mirouet, van Balzac
[7] (Hebde "La Peau de Chagrin" nu al gelezen?
[8] Dat is een der colossaalste boeken die er bestaan) — Homunculus, van
Rob[ert] Hamerling[9] — Verder Taine, Keats, Walt Whitmann,
Laforgue, Pétrone... Binnen eenige dagen ontvang ik
van Looy, van Deyssel, van Eeden, Gorter & Verwey. Ik bezit nu Flaubert
compleet (met de briefwisseling en de nagelaten fragmenten) in de groote uitgave van Quantin
[10] (ne varietur).
Ik moet uitgaan & sluit dadelijk dezer brief zonder te herlezen.