A[msterdam] 17 October '92
Beste kerel
Waarom ik je niet eer geschreven heb? — Omdat ik eerst een persoonlijk ellendigen tijd heb doorgebracht door slecht nieuws omtrent iemand die me zeer na ligt — en ook omdat ik je nog niets kon schrijven over onderhandelingen met
"De Telegraaf" — Van ochtend ben ik nog eens weer bij
Obreen geweest en heb over mijn vestiging te Londen onderhandeld, maar het wil nog niet vlotten.
[1] — Zij zijn zoo vreeselijk weinig scheutig, en willen den goedkoopsten weg zoeken, iemand die al in Engeland aan de journalistiek is. Het beroerde van den boel is dat het me zoo verschrikkelijk vernedert al dat nagedraaf van zoo 'n kerel, en dan
[']t vriendelijk zijn van dien knul tegen me met een soort van beschermende welwillendheid, die maakt dat ik hem graag een slag in het gezicht wou geven. En daar heb ik nu vijf jaar lang hard voor gewerkt en een reputatie gemaakt godbeter 't! —
[']t Is eenvoudig om op mezelf te spuwen, ik kan er van huilen, van die zelfvernedering in m'n gevoel — en ik zou er zoo op eens wel uit willen, uit dat lage gekruip, dat "leven" heet — Wat heb je er aan? —
'n Pessimistische bui, he — Ik ben op het moment ook zoo innerlijk geëxalteerd, dat ik [']n afleiding ga zoeken. Wat lezen! —
Woensdag — 19 Oct. 92
[']t Kwam me wel zoo verstandig voor, niet in die stemming van Maandag verder te gaan. Daarom liet ik mijn brief liggen, tot de gelegenheid zich zou voordoen om verder te gaan. Ik heb die nu pas weer vandaag. Want met
[']t oog op de kans dat ik misschien toch met 1
Dec[ember] van hier zou moeten, als dat met
De Telegraaf nog in orde komen zou,
[2]
besteed ik zooveel mogelijk mijn vrijen tijd aan bibliotheek-nasnuffelingen voor mijn Gijsbrecht.
[2] 't Zal wezenlijks een monumentale editie worden. Gisteren zag ik juist de schetsen door
Berlage voor het decoratief gemaakt; dit wordt statig en massief, een vaste bouw van een oude vesting, met poort en kerkpoort afwisselend er voor, in symboliek-ornamenteele omlijsting. Heel bizonder en zeer zuiver van algemeene stijlopvatting.
Om je maar in eens verder te vertellen wat ik zoo al uitvoer behalve mijn gewone werk voor
Haarlem: bezoeken afleggen voor een
liefdadigheidsver[eeniging] om leden te winnen, (gelegenheid tot het maken van mensch-studies); dito in verschillende fabrieken om de jongens die er werken, op te wekken om zich bij onze
ver[eeniging] aan te sluiten; dezer dagen in een suikerfabriek geweest met
Bouberg Wilson, 'n curieuse ontvangst bij die gapende jongens, die er geen boe of ba van begrepen, geloof ik, van wat
Wilson hun vertelde. Als ik tijd had, zou ik een schetsje er van maken voor
Het.
[3] Maar vooreerst zie ik daar nog niets van. Misschien moet ik wel van middag naar Londen voor eenige dagen om enkele dingen te informeeren met
[']t oog op
"De Telegraaf" — ik wacht juist brief van mijn zwager. Anders moet ik vanavond naar concert, morgenavond naar
[']n soiree, daar ik niet van tusschen kan, Vrijdagavond hoop ik vrij te zijn, en dan — ga ik aan
ons tooneelspel werken,
[4] (je weet wel) Want ik denk er nu over het tweede
bedr[ijf] te doen vervallen en het begin nog om te werken. Of wel, ik ga aan
mijn tooneelspel werken
[5] (da's driemaal "werken", hè?!, enfin),
[']n stuk daar ik al eenige jaren over tob, waar ik verleden jaar een bedrijf van geschreven heb, maar waarmee ik geen raad wist, tot onlangs op een goeien morgen de conceptie me kant en klaar in het hoofd kwam! — Ik heb toen dadelijk het eerste
bedr[ijf] opgeschreven, niets dan éen scène tusschen man en vrouw, afgewisseld door twee opkomsten van een dienstbode — 'n stukje leven, heel vervelend van die twee menschen, met uitbarstingen af en toe. De man een bourgeois, advocaat en dichter genre
Fiore della Neve, maar als persoon meer hartstochtelijk, grof-sensueel.
[3]
De vrouw verfijnd. En dan het huwelijksleven van die twee, met brokjes uit het litterair-burgerlijk Den Haag-reflexen van ons algemeen litterair en politiek leven er op, satiriek en hoog ernstig. Jammer dat ik het eventueel alleen onder
allerstrikst geheimhouden van mijn naam zal kunnen publiceeren,
[6] want er zijn zooveel portretten en toestanden naar het leven in, ook van mijn familie dat er een heel schandaal van zou komen. Het stuk zal, naar ik hoop, op niets lijken, dat ooit geschreven is, hoewel het fond van het sujet: ongelukkig huwelijk, liefde van de vrouw voor een ander volstrekt niet nieuw is.
Zooals je uit de boven onderstreepte woorden ziet, mag niemand er iets van weten. Wanneer ik klaar zal zijn? — Als het gereed is. Ik maak geen haast. Trouwens de 1
e helft van de 2
e akte, die ik verleden jaar voor je bestemde,
[7] kan ik bijna onveranderd overnemen.
Dat is nu alles van mij — Nu over jouw brief, je verhaal van je zonden en afdwalingen! kerel, kerel, wat is dat vleesch toch zwak bij je. En dat tegenover een vrouw waar je niets om geeft! Stel eens daartegen mijn zelfbeheersching! Nu in ruim 1 1/2 jaar heb ik me heel en al niet overgegeven aan eenige gemeenschapsoefening. Ik weet wel, de gevallen zijn ongelijk — De vrouw, die mij aantrekt, doet dit niet met zinnelijke neigingen en mijn eerbied voor haar is veel te groot, om zelfs maar aan zoo iets te denken, anders dan in de toekomst! En jij wordt aangetrokken juist door die overgaaf van het lichaam. Is het niet zonderling dat ik me nu zoo iets heel en al niet meer denken kan, hoewel ik toch ook m'n zwarten tijd gekend heb! — Ik veroordeel je er ook niet om; ik vind [']t alleen jammer van je. "Bewaar je reinigheid en maagdelijken staat" als je ooit de echte liefde wilt leeren kennen[.]
Natuurlijk zal Vermeylen er niets van weten, als [']t me ten minste niet in een ondoordacht oogenblik gebeurt dat ik op dit tweede bezoek zinspeel. Maar ik hoop er voor te waken. Mocht hij Reyding ontmoeten, dan is er nog geen gevaar; deze zal dan immers niet weten dat jij
[4]
en Vermeylen elkaar kent en dus niet over je spreken. Hem waarschuwen vind ik gevaarlijker.
Naar je werk voor "Het"
[8] en naar de prospectus er voor ben ik begrijpelijkerwijs zeer nieuwsgierig. Dat zijn mooie toezeggingen uit Holland.
[9] Ik zal in de
Haarl[emsche] er heel graag over schrijven; of ik er in slagen zal hier veel abonnementen te plaatsen weet ik intusschen niet. Maar ik zal, als
Gust hier is, een lijstje van namen opmaken om te probeeren. Laat hij maar een aantal meebrengen.
Dat
Obreen je geschreven had,
[10] wist ik. In alle nederigheid, dit dank je aan mij. Toen ik den eersten keer bij hem was heb ik hem dadelijk over je gesproken. Wat eventueele onkosten betreft, die zul je moeten voorschieten en aan het eind van elke maand afrekenen. Zie je geen kans 'n 50 franken te krijgen om ze als rollend kapitaal in deze "zaak" te steken. Dat is toch zoo 'n som niet. Denk er aan: Meer politiek en handelsnieuws dan litterair of artistiek. Ook sociaal en
Vl[aamsche] beweging is goed. Altijd meer
nieuws dan
beschouwingen!
Over
Mortelmans weet ik nog niets;
[11] misschien spreek ik
Kes vanavond even.
Ben je nu weer voldaan en tevreden over me? Zul je
Vermeylen vragen me vooraf te waarschuwen als hij komt.
[12] Hieronder schrijf ik die impressie af die je vroegt en die je voor "Het"
[13] moogt hebben. Denk er aan:
Bergh de Leeuw is een streng pseudo
niem.