In tegenstelling tot de eerste tentoonstelling (1892), die meer gericht was op decoratieve kunst, besteedde de Association pour l'Art op haar tweede salon (7 tot en met 28 mei 1893, zie De Koophandel van Antwerpen, XXX, 116 (26 april 1893), p. 3, en XXX, 147 (27 mei 1893), p. 2) meer aandacht aan de kunstnijverheid. Daaronder werd verstaan: ontwerpen voor behangpapier, affiches, glasramen, keramiek, borduurwerk. Dat blijkt, behalve uit de brieven, ook uit de catalogus: op 36 kunstenaars stelden er 8 (dus een kwart) ook of uitsluitend kunstvoorwerpen tentoon. Dat er heel wat moest geschreven worden om medewerking te krijgen, blijkt uit brief 52, brief 79, brief 84, brief 94 en brief 105. Zo schreef Jan Veth in De Amsterdammer. Weekblad voor Nederland, nr. 829 (14 mei 1893), p. 3: "Op de pas geopende tentoonstelling van de Association pour l'Art is Holland alleen door J. Thorn Prikker vertegenwoordigd. Het had in de bedoeling van het Comité gelegen een meer kompleet overzicht te geven van jongere kunst-preoccupaties in Holland. Toorop, Derkinderen, Colenbrander, Roland Holst en Veth waren mede geïnviteerd. Echter vond geen van deze gelegenheid tot een voldoend representatieve inzending, en liever dan een carte de visite te zenden, hebben zij zich voor dit jaar bij het Antwerpsch Comité verontschuldigd.[...]".
Ook het aantrekken van een hele reeks Franse kunstenaars verliep niet zonder moeite. De exposanten op deze tentoonstelling waren:
Zie: Association pour l'Art. Catalogue de la seconde exposition annuelle. Anvers Mai 1893 (Anvers, J.-E. Buschmann, [1893] en 'L'Association pour l'Art', in: L' Art Moderne, XIII, 20 (14 mei 1893), p. 153-155.
Toon volledige brief