London 13 July 93
My dear Fellow
Daar net krijg ik je brief, en ik kan niet uitmaken of die antwoord is op den mijnen van deze week,
[1] waarin ik je verzocht een bloemenmand voor mij naar Laroche te sturen. Omdat je er geen woord over rept, houd ik het ervoor, dat je hem nog niet ontvangen hebt en reken er dus tóch op, dat je
[']t nòg doet. Je zorgt zeker wel, dat ie vooral niet te laat er is. En omdat je zoo bekaaid met je financieën er aan zit, zal ik je morgen maar alvast een 14
fr[an]cs sturen; heb je minder besteed dan vinden we dit later wel.
Kerel, ik ben zóo aan het niets doen; ik kan niets doen, dan denken aan m'n liefde en m'n geluk. Vind [']t niet wreed, dat ik jou daarover nu schrijf; houd den moed er maar in, je zult later ook nog wel eens vinden wat je hart verlangt. Jij bent, bij mij vergeleken, een jong broekje, en ik was 29 jaar geworden voor ik de liefde, [']t lijden en [']t geluk heb leeren kennen. En nu moet ik er ook eens van genieten, 't heel en al in me bezinken laten. — Ik denk nu alleen aan haar en ons weerzien. In geen 3 1/2 maand heb ik haar gezien; en we hebben nog heel wat meegemaakt in dien tijd, zij vooral. [']t Mooiste in haar is de opperste fijngevoeligheid van haar goedheid, hoe zij den man, die haar toch heel veel heeft doen lijden, gekrenkt en gesmaad heeft, nu nog steunt & raadt en helpt. En — zij kent het leven, de kunst, de wetenschap en houdt van mij mooier en nobeler dan ik me kan voorstellen te verdienen.
Je begrijpt dus: in
haar concentreert zich nu heel mijn leven. Morgen week, den 21
sten, ga ik 's morgens van hier via Oostende en ben om 6 u in Brussel. Om 8.16 vertrek ik dan weer naar Namen. Dat is niet de moeite waard om
Gust te ontmoeten, en ik ben er dan ook met mijn hoofd niet bij. Maar ik denk den 4
en of 5en
Aug[ustus] terug te reizen en zal dan graag een halven dag in Brussel blijven voor hem &
van Langendonck en misschien kun jij dan ook. Ik heb deze
[2]
week van Ricketts toezegging gekregen dat hij een teekening voor "Van Nu & Straks" zal afstaan, Beardsley moet er nu ook aan gelooven.
[2] Dit alles zal ik arrangeeren als ik terug ben. Ook met
Lucien Pissarro heb ik kennis gemaakt, en ik krijg van hem ook wel wat los.
[3] Je ziet dus, ik vergeet jullie niet.
Maar kerel, wat ben jij een stakkerd met je geschrijf. Je moet den moed maar niet opgeven, en de lui vooral honingen, wanneer [']t je om geldmakerij te doen is. Waarom maak je toch niet wat voor De Gids[?] Ben je ook al zoo dolent als ik[?] — Ik voer niets uit door m'n geluk.
Nee, interessant is
de Haarl[emsche] niet en erg aanbevelen kan ik je
[']t baantje werkelijk niet.
[4] [']t Is beroerd lastig met de pen je kostje te scharrelen.
Voor ik [']t vergeet. Mijn lieve Vrouw vindt [']t dol prettig met onze verloving felicitaties te ontvangen. Wil je me dus naar Laroche schrijven tegen den 23sten. Hôtel des Ardennes, waar zij met haar twee Haagsche vriendinnen ook logeert. Erg gezellig zoo samen te zijn aan tafel. Ik ga er door voor een neef van die mevr., die toevallig in België familie heeft, die Simons met nog iets er voor heet. Ik zou me de Bom-Simons of Simons de Bom noemen. Vind je dat gek? — O ja, vóor ik [']t vergeet: laat toch vooral niemand iets weten dat ik háar ga bezoeken en dat we ons verloven. Gust ook niet!! — Zij zou om haar familie [']t nog niet willen weten; de scheiding is pas eenige maanden en niemand van hen weet iets van haar liefde voor me. Ik reken daar ten stelligste op. —
Zoo, zoo — gaat meneer
Brans tegen Jong-Holland vechten? — Nee, ik zou me dáarmee natuurlijk niet bemoeien. Maar ik heb 2 jaar geleden een voorstel ingediend om het Congres te hervormen, en dát zou nu misschien behandeld kunnen worden, in welk geval de poppen aan het dansen moesten komen. Veel lust heb ik in die heele historie niet; ça ne m'intéresse pas dan alleen om de lui wat te verneuken.
[5] En ik moet voor m'n Gijsbrecht misschien in Holland zijn, en dat ware een goeie aanleiding. Maar begin jij maar met
de Haarl[emsche] te vragen of ze
[']t jou willen opdragen. Meer dan f 50- zou je er niet voor krijgen, stellig niet.
Ik zie hier De Gids niet en heb dus [dat] van Couperus niet
[3]
gelezen. Maar Manneke, zeg nu toch eens, waarom ben en blijf jij toch zoo triestig. Hoor eens, als je in een beweging bent en jong bent en een leven voor je hebt, kun je toch wel een doel vinden om je te interesseeren. Ik heb waarachtig nu 2 jaar geleden een heel erger toestand meegemaakt, maar ben na een maand er toch weer boven op gekrabbeld. Maak nu eens [']n litteraire studie, over Villiers de l'Isle[-]Adam bijv[oorbeeld] als je niet zelf scheppen kunt zonder in je smart te wroeten; of neem 'n sujet heel en al buiten je gewone leven. — Schrijf over Antwerpen en de primitieven. En als je in je smart wilt blijven wroeten, doe [']t dan als Goethe: om ze van je af te zetten. Ik ben nu zoo opgewekt-gelukkig, dat ik me niet kan voorstellen hoe een jonge kerel als jij zich zoo drukken laat. [']t Is zeker eenzijdig van me. Maar ik wou dat je meer man was. Een jonge beweging mag niet uit ziekelijkheid geboren worden.
O ja, dank voor je inlichtingen omtrent den altist..
[6] Ik zal ze overbrengen