Facsimile's
A.C. VAN BEVEREN
Nieuw-Borgvliet
bij Bergen-op-Zoom.
Zoo je brief ontvangen, zoo schrijf ik je. Wat 'n verdomde gemeene kerel dien Baseleer! Wij hadden eigenlijk maar geen getuigen moeten willen zijn, bij die eerherstelling zoo'n engeltje van 'n vrouw, iets geknipt voor 'n waar en fijn gevoelig artiest, dat valt zoo maar onder de handen van den eersten den besten. Ja, dat komt er van in zoo'n principes groot gebracht te worden, zonder beschaving, zonder vader of moeder die je fijne gevoelens kunnen ingeven. Dat is geen kerel, dat is geen mensch, hij voelt niets dan zijn egoisme en dat tot in de kleinste dingen.[2]
Nu ik schrijf hem niet meer.
In plaats voor zijn vrouw te werken neen. Zij moest voor hem, en hij luierikte! Zonder energie, zonder wilskracht, le véritable raté, 'n genieter anders niets, en kon hij nog maar schoon genieten, Wat 'n genot zoo'n vrouwtje te hebben, maar dat verstond hij niet zoo'n genot. Ik heb nu genoeg dien kerel met slik besmeurd[,] ik donder op[,] ik ga werken, ik schilder bloemen en boeren kinderen.
als ik nu maar niet te veel aan dat alles denk
je vriend
Vic
Ik vind je boek prachtig, ik zal je wel later iets daarover schrijven.
Hoe is 't met Jef, Heeft hij zijn exaam al afgedaan[?] Doe hem de groeten s.v.p. hé?