Londen 29 Sept[ember] 93
Zaterdag 8 1/2
Baelden
Beste Kerel
Dadelijk na ontvangst van den jouwen
[1] heb ik aan mijn vriend in Amsterdam over het zaakje geschreven
[2] en zoo gauw als ik antwoord heb, zal ik je per expres schrijven. Beter nog: als zijn antwoord een toestemming is, telegrafeer ik je:
Allright en je kunt
haar dan verwijzen naar den heer J.C. Hertstein, Arts, Prinsengracht bij de Reestraat.
Dat [']t volhouden je af en toe harde, bittere strijd kost, kan ik me begrijpen. [']t Is juist niet mooi of nobel, wat ik je aan de hand deed. [']t Is alleen treurig onvermijdelijk. Jij kunt die vrouw niet trouwen, of later dat kïnd onderhouden, zonder zelf er bij ten onder te gaan. En dan was voor niemand iets gewonnen, maar alles verloren.
Een vrouw, die hij niet vereeren kan, mag geen man trouwen. Maar hij mag nog minder gunsten van haar aannemen, die hear in zulk perikel kunnen brengen als waarin zij nu verkeert. Zorgeloos met haar te gaan samenleven, zonder voorbereid te zijn de gevolgen te dragen, zonder die te kunnen dragen, is laffe zwakheid; onverantwoordelijk. Je hebt nu toegegeven aan je Passie, zij ook, licht dat je beiden daar nu voor lijdt. Denk je dat mijn Liefste en ik in die 2 1/2 jaar, waarin we elkaar àf en toe ontmoetten, niet in verzoeking geweest zijn. En wij hielden echt van elkaar. Misschien was dat juist ons Behoud. Intusschen, [']t is niet om je over het verleden te bekapittelen dat ik je dit alles zeg. Alleen om je sterk te maken voor de toekomst. Je wordt cyniek, zeg je. Dat zou een slechte uitkomst van deze beproeving zijn. Je moet gelouterd worden. Leeren voelen, hoe Passie zonder Liefde, d.i[.] zonder Innigheid & Vereering, alleen tot ellende kan leiden. Als ik wist dat jij ècht van haar hieldt, en zij van jou, ik zou je niet anders geraden hebben dan haar te trouwen, ondanks haar verleden. Maar ik vrees,
[2]
dat zij althans niet van jóu houdt en alleen speculeert op het herkrijgen van een maatschappelijke positie, en onder dat geval zou een huwelijk niets dan ellende en jouw ondergang zijn. Daarom intusschen behoef je haar niet hard en niet cyniek te behandelen; laat gerust je medelijden met haar zich uiten in de wijze, waarop je nu dit einde teweegbrengt. Wees sterk in den grond, maar zacht in den vorm. Dat zal je juist sterker maken in je eigen gevoel. Jij bent innerlijk noch cyniek, noch hard; en als jij je nu zoo voordoet en je medelijden onderdrukt, is het gevaar, dat dit je plotseling te machtig worden zou, te grooter. Behandel haar als een vrouw, die je vrijwillig gunstig heeft toegestaan, en die in een ellendigen toestand geraakt is, het verdient; als je iets voor haar kunt doen, om haar te verheffen, doe het (best zonder dat zij weet dat jij het doet) maar blijf met dat al, juist daarom ferm en krachtig in je verstandelijk: ik kan niet en weet wèl, dat nu nog, een halve zwakheid over je heele leven beslissen kan! — Tegen die Passie in je moet je vechten, of ze haalt je beneden in het slijk.
De brieven moeten weg. Later wel meer.
Houd je nu maar flink! — en handel niet buiten Gust of mij om.