12 Oct[ober] 93
WelEdele Heer!
Gaarne zal ik, tegen het door U bepaalde honorarium & onder de door u aangegeven condities, een correspondentie uit Antwerpen op mij nemen voor den loop der a[anstaande] wereldtentoonstelling. —
Mag ik van U vernemen of, af en toe, ook artikelen die minder speciaal de Expositie betreffen, maar toch voor uw blad van eenig belang kunnen gerekend worden, u welkom zullen zijn? Wel te verstaan, zal dit in geenen deele hoeven wijziging te brengen aan uw voorwaarden, en zal ik daarbij niet uit 't oog trachten te verliezen den aard & den vorm die voor uw uitgave 't meest geschikt zijn.
Ik zal zoo vrij zijn binnen enkele dagen u een eersten brief toe te zenden.
Intusschen dank ik U van harte voor uw blijk van vertrouwen en teeken mij
hoogachtend
Uw d[ienst]w[illige dienaar]
Em[manuel]de Bom
P[ost Scriptum]Ik had zooëven een gesprek met den hr. Paul Billiet, president van het Antwerpsch Comité der pers. Hij deelde mij mede, dat de kaart mij door u toegezonden waarschijnlijk onvoldoende zal gevonden worden om mij van de gebruikelijke voordelen (entrées etc) aan de correspondenten van buitenl[andsche] bladen toegestaan, te doen profiteeren. Daarvoor zal een attestatie per brief, door U aan 't Comité zelve gericht, van noode zijn.[1] Dit is nu geen blijk van wantrouwen, maar een noodwendige voorzorg; nu dat, naar 't schijnt, allerzijds correspondenten van vreemde couranten uit den grond schijnen te schieten en daarvan een ruim misbruik schijnt gemaakt
[2]
te worden. Ik zal zoo vrij wezen U binnen eenige dagen, wanneer ik meer bepaald nieuws hierover weet, deze zaak [te] herinneren.[2] Intusschen hoop ik dat ik U zoo min last als mogelijk zal hoeven aan te doen.
Nogmaals Hoogachtend uw d[ienst]w[illige dienaar]
E[mmanuel ]d[e ]B[om]
