In het Maandelijks Onderwijzersblad van Gent en het omliggende, II, 24 (december 1893), p. 12, wordt, in een reeks voordrachten gepland voor december 1893-januari 1894, een lezing van De Bom aangekondigd. Het volgende nummer (II, 25 (januari 1894), p. 16) voorziet die lezing voor januari, zonder een precieze dag mee te delen.
De Rijcke stelt in zijn brief van 3 januari 1894 aan de Bom voor om de lezing te houden op zaterdag 13 januari om 18.00 of 19.00 uur (AMVC, B708/B2, 82.633/57). Een expliciete vermelding van het onderwerp vinden we niet. Wel maakte De Bom op de brief van De Rijcke van 15 november (brief 289) enige aantekeningen voor een voordracht over Van Eeden. Het lijkt echter waarschijnlijker dat De Bom van plan was om over Ibsen te spreken, zoals hij eind 1892 reeds tweemaal deed in de Cercle d'Etudes Sociales te Antwerpen. De tekst van deze voordrachten verscheen in de loop van 1893. (zie brief 196 (1892), noot 1 en brief 1, brief 8, brief 18, brief 30, noot 5 en brief 53, noot 1).
De Bom heeft de voordracht waarschijnlijk niet gehouden: ze wordt in de volgende afleveringen van het Maandelijks Onderwijzersblad van Gent en het omliggende noch bij de aangekondigde, noch bij de gerecenseerde lezingen vermeld. Wel wordt in het nummer van april (II, 28 (april 1894), p. 2) de voordracht aangekondigd van ene L. Lievevrouw, op zaterdag 26 april 1894, over Ibsen (misschien ter vervanging van de Bom?). Ook deze lezing werd verschoven voor onbepaalde tijd (III, 29 (mei 1894), p. 1). Het onderwijzersblad werd vruchteloos nagekeken voor verdere aanwijzingen tot het einde van 1894.
Toon volledige brief