<Resultaat 1032 van 1419

>

En waarom niet, Mane, en waarom niet?[1] — Ik ben nu eenmaal het slachtoffer van mijn eigen oprechtheid; en bestaat er een grootere fierheid dan mijn ongeluk, dat ik me-zelven berokken (van 't werkwoord: berokkenen), met couragie en verduldigheid te dragen? Ik zal dus schrijven, even onpersoonlijk en on-schoon, over den zeer persoonlijken Bening als over de zeer schoone "Heures".[2] Dat mijn artikel in uw smaak valt, berokkent mij leute (van 't werkwoord berokkenen. De etymologie ervan? Mysterie! Of zou het komen van (spin)rokken: vlas om het rokken doen?[3] — Dan durf ik zeggen: ik omkleed mij met uw kontentement gelijk een spintuig met vlas. Waaruit ge niet afleiden moet dat uwe tevredenheid mij vlasachtig aandoet!)
En wat mij ook vreugde berokkent, 't is dat Madam Sckandaul[4] in uwen smaak valt. — Wacht nu maar naar "Blauw-baard of het Zuivere Inzicht",[5] naar de "drie exegetische opstellen over Helleensche omstandigheden, heetende: De Zwijnen van Kirkè,[6] Omphale[7] en Xantippe[8] (of Kunst en Liefde)", al schoone dingen die, met "Romeo",[9] moeten staan in mijne apologetische encyclopedie: "De Gelaten der Liefde"!!![10]
Maar alle konten op een stokske, gelijk de Sint-Amandbergsche kieschheid zich uitdrukt; — wanneer komt-de nu? En ge moet postkaarten hebben met zichten, zegt-de?[11] Jammer dat er geen bestaan met mijn huis op! Maar de sloebers wachten naar mijn dood, als er een plak zal opstaan: "Hier overleed... enz." ('t Overige verzwijg ik uit nederigheid) — Maar er bestaan tegenwoordig een paar kaarten naar oude "estampes",[*] die goed zijn. Wil ik u die bezorgen?
Iets anders. — Ik had in naam van boek-binder De Decker-Lemaire (die u uit dankbaarheid voor de toegestuurde plaat op uwe beide rozige wangen kriek­mondig omhelst) geschreven aan Dr Beversen van Zwolle, die ge wel moet kennen: "ce petit ragôt, comme ver de terre", gelijk Montaigne zou zeggen (ik hoop het ten minste voor hem!) die altijd rond de beenen van literatoren wriemelt; "au demeurant, le meilleur fils du monde" (hawel, ben ik op d'hoogte van de oude fransche literlatuur?);[12] ik had hem dus geschreven om, voor uwe tentoonstelling, in bruikleen een boekske te krijgen: "Lenteleven", met een band van Dedecker, voornoemd.[13] Nu schrijft die Beversen mij, vrij onbeschaamdelijk familiaar, dat hij u reeds geadviseerd heeft dat hij u persoonlijk het werk van onzen vriend Stijn Streuvels, puisqu'il faut le nommer par son nom (nu ben ik al in de 17e eeuw) sturen zou.[14]
Is dat waar, Mane? zeg, is dat waar?
In de hoop dat ge niet langer mijn slaap storen zult door te zenden een antwoord dat mijne onrust koelt, hou ik nu op met blaffen (want ik heb een valling), druk u de handen ("je t'écrase les phalanges", gelijk Boileau-Despréaux zou hebben gezegd, of, misschien, Stéphane Mallarmé),[15] en blijf, wat men moge beweren,
Koirele.

Annotations

[1] Van de Woestijne antwoordt hiermee op de vraag van De Bom om een artikel te schrijven over (een recente publicatie over) Simon Bening (zie brief 47), al was het Van de Woestijne zelf geweest die De Bom op die publicatie had gewezen (zie brief 46).
[3] Het vermoeden van Van de Woestijne klopt. Het woord 'berokkenen' is inderdaad etymologisch verwant met het (onzijdige) zelfstandig naamwoord 'rokken' (de stok aan het spinnewiel waar men vlas of wol omheen bond) en het daarvan afgeleide werkwoord 'rokkenen' (vlas of wol op het rokken winden).
[4] 'De vrouw van Kandaules': zie brief 43 (noot 7) en brief 47 (noot 4).
[5] Karel van de Woestijne, 'Blauw-baard of het Zuivere Inzicht', in: Vlaanderen, jrg. 4, nr. 3 (maart 1906), p. 133-140 en nr. 4 (april 1906), p. 166-193. Het werd later gebundeld in Janus met het dubbele voor-hoofd (1908).
[6] Karel van de Woestijne, 'De Zwijnen van Kirkè', in: Vlaanderen (jrg. 3, nr. 12 (december 1905), p. 521-536). Het verhaal werd later gebundeld in Janus met het dubbele voor-hoofd.
[7] Van de Woestijne heeft dit plan om een verhaal te schrijven over Omphale kennelijk nog een tijdje uitgesteld, want pas in 1909 publiceerde hij een kort verhaal over da personage. Zie Karel van de Woestijne, 'Het rad van Omphale', in: Groot Nederland, jrg. 7 (1909), dl. 2 (oktober), p. 393-396).
[8] Van de Woestijne heeft nooit een verhaal over Xantippe gepubliceerd. De 'drie exegetische opstellen over Helleensche omstandigheden' zijn ook nooit onder die titel verschenen.
[9] Karel van de Woestijne, 'Romeo of de minnaar der liefde', in: Vlaanderen (jrg. 1, nr. 11 (november 1903), p. 501-526). Het verhaal opende later de verhalenbundel Janus met het dubbele voor-hoofd.
[10] De verhalen die Van de Woestijne hier vermeldt, werden later met nog enkele andere gebundeld in Janus met het dubbele voor-hoofd (1908). Die titel verving dus diegene die Van de Woestijne hier noemt, 'De gelaten der liefde'.
[*] 'Estampes': gegraveerde prenten.
[12] Het citaat 'Ce petit ragôt, comme ver de terre' (die kleine roddelaar, als een aardworm) is niet teruggevonden. 'Au demeurant, le meilleur fils du monde' (voor het overige de beste zoon (man) ter wereld) is een citaat van de Franse dichter Clément Marot (1496-1544) uit Au roi pour avoir esté desrobé: 'J’avais un jour un valet de Gascogne, / Pipeur, larron, jurron, blasphémateur, / Sentant la hart de cent pas à la ronde, / Au demeurant le meilleur fils du monde'. De uitdrukking komt weliswaar ook voor bij Rabelais (Pantagruel 2,16). N.J. Beversen contacteerde als verzamelaar van bibliofiele werken vaak auteurs en uitgevers om zijn collectie uit te breiden.
[13] Lenteleven (1898) was het debuut van Stijn Streuvels.
[14] 'Puisqu’il faut le nommer par son nom': want we moeten hem bij zijn naam noemen. Van de Woestijne alludeert waarschijnlijk op 'Les animaux malades de la Peste', een fabel uit de Second receuil des fables (1678) van Jean de la Fontaine (1621-1695). De vierde regel daarvan luidt: 'La peste (puisqu’il faut l’appeler par son nom)'.
[15] 'Je t'écrase les phalanges': ik verpletter je vingerkootjes. Het citaat is niet teruggevonden.

Register

Naam - persoon

Bening, Simon (° 1483 - ✝ 1561)

Vlaamse boekillustrator, miniatuurkunstenaar en schilder. Gespecialiseerd in het verluchten van getijdenboeken, waarvoor hij internationale bekendheid genoot.

Beversen, Nicolaas Johannes (° 1860 - ✝ 1932)

Rector van het gymnasium in Zwolle tussen 1908 en 1910 en vertaler van klassieke werken. Als bibliofiel beschikte hij over een grote verzameling bijzondere publicaties.

Boileau-Despréaux, Nicolas (° 1636 - ✝ 1711)

Franse dichter en literaire criticus, exponent van het classicisme.

Decker-Lemaire, August (° 1885)

Gentse boekbinder die architectuur en decoratieve kunst had gestudeerd aan de Gentse Nijverheidsschool en de stedelijke academie. Hij volgde zijn in 1876 overleden vader op als boekbinder, en was gespecialiseerd in lederen en perkamenten banden.

Fontaine, Jean de la (° 1621 - ✝ 1695)

Franse dichter die vooral bekend is vanwege zijn talrijke (dieren-)fabels.

Montaigne, Michel de (° 1533 - ✝ 1592)

Franse filosoof, schrijver en politicus. Zijn Essais (1580) waren niet alleen een begin- maar ook een hoogtepunt van de essayistiek als specifiek literair genre.

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.