En waarom niet, Mane, en waarom niet?
[1] — Ik ben nu eenmaal het slachtoffer van mijn eigen oprechtheid; en bestaat er een grootere fierheid dan mijn ongeluk, dat ik me-zelven berokken (van 't werkwoord: berokkenen), met couragie en verduldigheid te dragen? Ik zal dus schrijven, even onpersoonlijk en on-schoon, over den zeer persoonlijken
Bening als over de zeer schoone "Heures".
[2] Dat mijn artikel in uw smaak valt, berokkent mij leute (van 't werkwoord berokkenen. De etymologie ervan? Mysterie! Of zou het komen van
(spin)rokken: vlas om het rokken doen?
[3] — Dan durf ik zeggen: ik omkleed mij met uw kontentement gelijk een spintuig met vlas. Waaruit ge niet afleiden moet dat uwe tevredenheid mij vlasachtig aandoet!)
En wat mij ook vreugde berokkent, 't is dat Madam Sckandaul
[4] in uwen smaak valt. — Wacht nu maar naar "Blauw-baard of het Zuivere Inzicht",
[5] naar de "drie exegetische opstellen over Helleensche omstandigheden, heetende: De Zwijnen van Kirkè,
[6] Omphale
[7] en Xantippe
[8] (of Kunst en Liefde)", al schoone dingen die, met "Romeo",
[9] moeten staan in mijne apologetische encyclopedie: "De Gelaten der Liefde"!!!
[10]
Maar alle konten op een stokske, gelijk de Sint-Amandbergsche kieschheid zich uitdrukt; — wanneer komt-de nu? En ge moet postkaarten hebben met zichten, zegt-de?
[11] Jammer dat er geen bestaan met mijn huis op! Maar de sloebers wachten naar mijn dood, als er een plak zal opstaan: "Hier overleed... enz." ('t Overige verzwijg ik uit nederigheid) — Maar er bestaan tegenwoordig een paar kaarten naar oude "estampes",
[*] die goed zijn. Wil ik u die bezorgen?
Iets anders. — Ik had in naam van boek-binder
De Decker-Lemaire (die u uit dankbaarheid voor de toegestuurde plaat op uwe beide rozige wangen kriekmondig omhelst) geschreven aan D
r Beversen van Zwolle, die ge wel moet kennen:
"ce petit ragôt, comme ver de terre", gelijk
Montaigne zou zeggen (ik hoop het ten minste voor hem!) die altijd rond de beenen van literatoren wriemelt;
"au demeurant, le meilleur fils du monde" (hawel, ben ik op d'hoogte van de oude fransche literlatuur?);
[12] ik had hem dus geschreven om, voor uwe tentoonstelling, in bruikleen een boekske te krijgen: "Lenteleven", met een band van
Dedecker, voornoemd.
[13] Nu schrijft die
Beversen mij, vrij onbeschaamdelijk familiaar, dat hij u reeds geadviseerd heeft dat hij u persoonlijk het werk van onzen vriend
Stijn Streuvels,
puisqu'il faut le nommer par son nom (nu ben ik al in de 17
e eeuw) sturen zou.
[14]
Is dat waar, Mane? zeg, is dat waar?
In de hoop dat ge niet langer mijn slaap storen zult door te zenden een antwoord dat mijne onrust koelt, hou ik nu op met blaffen (want ik heb een valling), druk u de handen (
"je t'écrase les phalanges", gelijk
Boileau-Despréaux zou hebben gezegd, of, misschien, Stéphane Mallarmé),
[15] en blijf, wat men moge beweren,
Annotations
[1] Van de Woestijne antwoordt hiermee op de vraag van De Bom om een artikel te schrijven over (een recente publicatie over)
Simon Bening (zie
brief 47), al was het Van de Woestijne zelf geweest die De Bom op die publicatie had gewezen (zie
brief 46).
[3] Het vermoeden van Van de Woestijne klopt. Het woord 'berokkenen' is inderdaad etymologisch verwant met het (onzijdige) zelfstandig naamwoord 'rokken' (de stok aan het spinnewiel waar men vlas of wol omheen bond) en het daarvan afgeleide werkwoord 'rokkenen' (vlas of wol op het rokken winden).
[5] Karel van de Woestijne, 'Blauw-baard of het Zuivere Inzicht', in: Vlaanderen, jrg. 4, nr. 3 (maart 1906), p. 133-140 en nr. 4 (april 1906), p. 166-193. Het werd later gebundeld in
Janus met het dubbele voor-hoofd (1908).
[6] Karel van de Woestijne, 'De Zwijnen van Kirkè', in: Vlaanderen (jrg. 3, nr. 12 (december 1905), p. 521-536). Het verhaal werd later gebundeld in
Janus met het dubbele voor-hoofd.
[7] Van de Woestijne heeft dit plan om een verhaal te schrijven over Omphale kennelijk nog een tijdje uitgesteld, want pas in 1909 publiceerde hij een kort verhaal over da personage. Zie
Karel van de Woestijne, 'Het rad van Omphale', in: Groot Nederland, jrg. 7 (1909), dl. 2 (oktober), p. 393-396).
[8] Van de Woestijne heeft nooit een verhaal over Xantippe gepubliceerd. De
'drie exegetische opstellen over Helleensche omstandigheden' zijn ook nooit onder die titel verschenen.
[9] Karel van de Woestijne, 'Romeo of de minnaar der liefde', in: Vlaanderen (jrg. 1, nr. 11 (november 1903), p. 501-526). Het verhaal opende later de verhalenbundel
Janus met het dubbele voor-hoofd.
[10] De verhalen die Van de Woestijne hier vermeldt, werden later met nog enkele andere gebundeld in
Janus met het dubbele voor-hoofd (1908). Die titel verving dus diegene die Van de Woestijne hier noemt,
'De gelaten der liefde'.
[*] 'Estampes': gegraveerde prenten.
[12] Het citaat
'Ce petit ragôt, comme ver de terre' (die kleine roddelaar, als een aardworm) is niet teruggevonden.
'Au demeurant, le meilleur fils du monde' (voor het overige de beste zoon (man) ter wereld) is een citaat van de Franse dichter Clément Marot (1496-1544) uit
Au roi pour avoir esté desrobé:
'J’avais un jour un valet de Gascogne, / Pipeur, larron, jurron, blasphémateur, / Sentant la hart de cent pas à la ronde, / Au demeurant le meilleur fils du monde'. De uitdrukking komt weliswaar ook voor bij Rabelais (
Pantagruel 2,16).
N.J. Beversen contacteerde als verzamelaar van bibliofiele werken vaak auteurs en uitgevers om zijn collectie uit te breiden.
[13] Lenteleven (1898) was het debuut van
Stijn Streuvels.
[14] 'Puisqu’il faut le nommer par son nom': want we moeten hem bij zijn naam noemen. Van de Woestijne alludeert waarschijnlijk op 'Les animaux malades de la Peste', een fabel uit de
Second receuil des fables (1678) van
Jean de la Fontaine (1621-1695). De vierde regel daarvan luidt:
'La peste (puisqu’il faut l’appeler par son nom)'.
[15] 'Je t'écrase les phalanges': ik verpletter je vingerkootjes. Het citaat is niet teruggevonden.