<Resultaat 1079 van 1419

>

We kunnen wij nie mankeeren, zulde! Azoo een schoonen koeke![1] En hij laat hem eten ook! Ge zijt nog niet weinig bedankt, o Nora en Manuël alle twee!
Ende hi hevet den idelen dach des Nieuwen Jare verhughet al te seer, overwits miin wiif en ik, wi waren alleen ende truerden, maer uw suute coec hi hevet verblidet onsen herten, ende 't wasser vroude ineens in onzen huse....[*]
Zoodat ge nog ne keer bedankt zijt, en... Prosit Neujahr!
— En de kleine komt nog altijd niet... 't Is een lanterfant. en ongehoorzaam, Madam! Zijne papa heeft mooi zijne oogen open te trekken, 't kan hem niet schelen, en met Duimken zegt hij:
't Is hier zoo warm
in mijn moeders darm[2]

(ge kunt niet eischen dat diene kleine de anatomie der baarmoeder zou kennen!)
ke nè noch nuut zuune goeîe koeke nie geten. Merci zille! de kleine zal er uuk van profiteeren. K schei uit, 'k heb buikpijn.
Ik niet!
Ik druk u op dat spekelaus-harte,[*] en verblijve mitsgaders
uwen Karel.
P.S. Goed nieuws. 't is afgesproken dat ik van zomer voor een paar maanden naar Laethem ga wonen. Komt-de meê?

Annotations

[1] Emmanuel en Nora de Bom hadden blijkbaar een (peper-)koek als nieuwjaarscadeau naar de Van de Woestijnes opgestuurd. Dat deden ze met nieuwjaar wel vaker.
[*] Deze lange zin is een parodie van Van de Woestijne op het Middelnederlands: 'En hij heeft de ijdele (lege, trieste) dag van Nieuwjaar ten zeerste opgevrolijkt, aangezien mijn vrouw en ik alleen waren en treurden, maar je zoete koek heeft ons hart verblijd, en er was plots vreugde in ons huis'. Het woord 'overwits', dat Van de Woestijne hier gebruikt, is eigenlijk een fout: het Middelnederlandse woord dat hij bedoelt, is 'overmits'.
[2] Klein Duimpje werd opgepeuzeld door een koe, wat hem inspireerde tot het versje 'Ik zit zoo warm / in den koeiendarm! / Ik zit zoo warm in den koeiendarm!' Zie Pol de Mont en Alfons de Cock, Dit zijn Vlaamsche vertelsels uit den volksmond opgeschreven, Van Der Poorten, Gent, 1898, p. 142-146.
[*] 'Spekelaus-harte': hart van speculaas, groot hart.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Cock, Alfons de (° 1850 - ✝ 1921)

Medestichter (met Pol de Mont) van het tijdschrift Volkskunde. Met De Mont gaf hij Vlaamsche Wondersprookjes uit (1896), en in 1898 Vlaamsche Vertellingen.

Mont, Pol de (° 1857 - ✝ 1931)

Vlaams dichter, prozaschrijver, dramaturg, criticus en volkskundige. Hij studeerde in Leuven samen met Albrecht Rodenbach, met wie hij Het Pennoen (1878-1880) oprichtte. In 1904 werd hij conservator van het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten, en een jaar later stond hij mee aan de wieg van het tijdschrift De Vlaamsche Gids. Als dichter en criticus vertegenwoordigt hij de Tachtigers in Vlaanderen.

Woestijne, Paul van de (° 1905 - ✝ 1963)

Zoon van Karel van de Woestijne, die na zijn proefschrift als specialist in middeleeuws Latijn aan de universiteit van Gent verbonden was.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.