KAREL VAN DE WOESTYNE aan
de "de Bom's" alle twee.
Ahwel, vermits ge ons dan toch ne keer nen brief gaat schrijven, zet er in: Iº tot wanneer de Leys-Braekeleer's Spositie openblijft;[1] 2º of ge daar niet een stuk over schrijft voor "Vlaanderen" (zoo niet, dan kan het gebeuren dat ik er woorden aan verspil);[2] 3º wanneer ge nu naar hier komt.
Wij zijn en leven hier gelijk blieken in den zevensten hemel. 't Is allemachtig, zulde! — 't Schoonste van al, dat ik het over mijn hart niet meer krijgen kan, nog naar Gent te gaan. Ik heb hun geschreven dat ik ziek was...[3]
Mariette heeft in eene week meer vorderingen gedaan dan in eene heele maand in Gent. Maar 't is hier ook eerste klasse.
Wij saluweeren ulder.[*]
Annotations
[1] Zie brief 117, noot 2.
[2] Noch Van de Woestijne, noch De Bom schreef voor Vlaanderen een dergelijk artikel. Victor de Meyere publiceerde in twee afleveringen (september en oktober 1905) een studie over Leys, gevolgd door een over De Braekeleer (november). De Bom besprak de tentoonstelling wel in de Nieuwe Rotterdamsche Courant (29 april, 14 en 16 mei 1905).
[3] Waarschijnlijk doelt Van de Woestijne met 'Gent' hier op het familiebedrijf in de Slijpstraat. In dat geval waren zijn broers de geadresseerden van de brief waarin Van de Woestijne beweerde dat hij ziek was.
[*] 'Ulder': zie 'hulder' (brief 94, noot 2).
