Danke! Gij zijt ons de voor-hal van 't Paradijs. —
Neen, maar heusch hoor!, ge zijt een fameuze kerel! Ik, ziet-de, in die zaken ben ik een duts: ik geloof wel dat ik met mijn arbeid nooit millionair word, gelijk victor Hugo...
Intusschen, dank zij uwe bereidwilligheid, kom ik toch uit het tegenwoordige marasme,
[*] hoop ik, en zijn we er binnen enkele maanden weêr bovenop.
— Ziehier nu wat ik denk.
1
º Die zaak van 3 cent 't lijntje, daar zouden we meê kunnen beginnen, en 'k ben blij dat gij me alles mede-biograaf neemt.
[1] Wat dunkt u, dat ik de Vlaamsche schilders en de mannen van de Vlaamsche beweging nam? — Moeten of mogen die stukken lang zijn, of moeten ze beknopt blijven.
Enfin, zeg maar aan dien demokratischen
Zondervan dat ik in elk geval meêdoe. — Nu, een beetje inlichtingen sivoeplee. Is er al iets verschenen van die ancyclopaedie?
[2]...
— Feuilleton in de
Rotte[rdamsche] C[ourant]. Magnifiek, die 40 gulden.
[3] Moet dat
heelemaal onuitgegeven zijn? Anders heb ik mijne "drie sentimenteele parabels" waarvan de eerste verscheen,
vóor acht jaar, in de "Vlaamsche School", de tweede op 't einde der (niet gekende) "Laethemsche Brieven" en de derde in "Vlaamsche Arbeid."
[4] — Wat raad je me aan? Deugt
dat niet, dan maak ik iets nieuws, — maar dat vraagt dan weêr tijd!...
— En
Robbers. Zeg hem maar dat ik voor hem schrijven zal over Laethem en de artisten die er woonen met platten!!!
[5] — Wat betaalt
hij? Als 't goed is, dan kon ik hem ook wel
Christophorus afstaan (over eene maand al)
[6]
— En de groote zaak nu: een tournée. Gelooft ge dat ik daar den man toe ben? 't Kan me wel niet schelen, er de menschen te gaan verbijsteren met mijn verzen en schandalizeeren met mijn proza, maar... hoe zit dat inéen, zoo iets? Wilt ge dat eens vragen aan
de Meester voor mij, en hoeveel dat betaald wordt, en of dat uit moet gaan van mij, ofwel of ik mij moet laten uitnoodigen? eksetera...
[7] Pisdoeck en
Beversen zouden me daar
zeker in helpen.
[8]
Wilt ge me ook dáar in helpen?
— En nu: die correspondentie voor 't Handelsblad... Ja! Dát zou me lijken. Daar is middel om mooie journalistiek, op zijn fransch (ik bedoel: als voor 50 jaar) in te doen. Maar zal
de Lattin daarmeê tevreden zijn?
[9] En hoe leg ik het aan boord om dien man te ontwortelen?
Ge ziet, ik ben even rijk aan vraagteekens als aan goede wil. En die komen u dan nog ten laste, arme vriend die het al zoo druk hebt.
En toch durf ik... Want ik zit werkelijk in neste. Zoo klop ik maar weêr aan uw deur...
Mariette die kommervol omdwaalde als eene vagevuursche ziel, kijkt weêr op, de oogen wak van dankbaarheid. Ze laat u groeten met heuren hartelijksten dank. Ze hoopt (en ik ook) dat
Nora, hoewel stillekens aan, toch aldoor maar betert... En M
w Aulit?...
[10]
En nu, beste Manuël, ik klop U driemaal op den rug, bezie u in de oogen, ben ernstiger dan ge denkt, en druk u stevig de hand.
Uw meer-en-meer-verkleefde.
Karel
Annotations
[*] 'Marasme': uitputting door ondervoeding, krachteloosheid, inzinking.
[1] De Bom had beloofd mee te werken aan de derde vermeerderde druk van
Winkler Prins' Geïllustreerde Encyclopaedie. Kennlijk heeft hij aan Van de Woestijne gevraagd om te helpen met het schrijven van enkele korte biografietjes (over Vlamingen).
[2] In het oorspronkelijke
'ancyclopedie' heeft Van de Woestijne tussen de 'p' en de 'e' een letter toegevoegd, maar het is onduidelijk of dat een 'e', een 'a' of zelfs een 'o' is.
[3] De
NRC publiceerde literaire feuilletons. De Bom heeft Van de Woestijne blijkbaar gesuggereerd dat hij op die manier misschien wat geld kon bijverdienen.
[4] Ze verschenen later in
Janus met het dubbele voor-hoofd als 'Drie gevoelerige parabelen' onder de titels 'Binnen-huis' (zie
De Vlaamsche school, nr, jg. 13, nrs. 7-8, juli-augustus, voorzien van een addendum eerder opgenomen in de
Laethemsche brieven over de lente (1904)); 'Verwachting' (als 'De Verwachte' voorgepubliceerd in
Vlaamsche arbeid, 1 (1905), p. 7-10) en 'Zondag-middag' (het slot van de
Laethemsche brieven over de lente).
[5] Een andere suggestie van De Bom was blijkbaar om eens wat over de Latemse kunstenaars te publiceren in
Elsevier's geïllustreerd maandschrift, dat geleid werd door
Herman Robbers. Daarvan kwam niets in huis, maar Van de Woestijne publiceerde vanaf nu wel geregeld poëzie in dat tijdschrift.
[7] In deze correspondentie met De Bom schrijft Van de Woestijne tot vier keer toe 'ekcetera' (of 'eksetera') in plaats van het correcte 'etcetera', dat geen enkele keer voorkomt. Omdat het dus blijkbaar om een zeer gebruikelijke vergissing van Van de Woestijne gaat (die we overigens ook terugvinden in de uitspraak en zelfs de schrijfwijze van het woord in bepaalde delen van Amerika), wordt het ook zo in de transcriptie overgenomen.
[8] Pisdoeck:
C.A.J. van Dishoeck.
[9] Van de Woestijne bedoelt
Gustaaf de Lattin.