<Resultaat 1166 van 1419

>

Ook gij maakt ons ongerust, o Manuël;
Uw stuk over officieële vreugde in de Rotte,[1] o collega, leert me dat gij niet zoo ziek zijt dat ge niet meêvieren kondet (of schrijft ge alleen de auditu, gelijk ik over 't feest van "Vooruit", dat ik lekker van uit Laethem bijwoonde?);[2] en nochtans zou uw lang stilzwijgen mij doen vermoeden, dat uw kwaal u zoo te pakken heeft, dat gij incapabel zijt een pennestok ter hand te nemen... Nochtans brand ik van verlangen — in zoo'n weêr! — naar uw oordeel over mijn gerotterdam. Ik wilde weten of gij denkt dat de bazen er over tevreden kunnen zijn, en me na een maand of zoo de deur niet uitzetten. Ik heb 't koud zweet op 't lijf als ik er op peins. Denk eens: ik moet voor een goed deel van die journalistiek leven! — Weet gij soms iets van Jo de Meester? Ik niets. Intusschen stuur ik maar in — gisteren nog een langen boterham over Oostende en de psychologie van Marquet, directeur van de Kursaal —, en zij nemen op.[3] Maar is het niet tegen hun zin? Ik huiver... Zeg gij mij gauw wat er aan ontbreekt.
Ik ben nog niet geheel genezen: gauw moe, gauw lusteloos. En daarbij dan nog, gestadig volk hier om mij heen: vacantie-door­brengers die, nauwelijks weg, door nieuwe vervangen worden. Mariette is "aux cent coups" en... verkouden.[*] 't Is alsof ze gestadig uien riekt en peper snuift. Intusschen heeft ze het druk, druk! Iederen avond gaat het: morgen mag ik niet nalaten, aan Nora te schrijven. En 's avonds nadien is het weêr: weêral geen tijd gehad!
Vergeef het haar, Nora: het is de goede wil niet die haar ontbreekt, noch de lust. Het is tijd en stemming. Mocht het gauw beteren, ook voor den egoïst dien ik ben. Geen middel een goed gedicht op zijn pooten te krijgen, met al die herrie.
A propos, Manuël, is er nieuws van den Dishoeck? Wil me daar op de hoogte van houden. Er zijn nieuwe klachten ingekomen. Ik geloof dat het voor "Vlaanderen" tijd wordt, naar een ander uitgever te zien. Er is iets, dat me verwittigt. — C.A.J. doet nogal raar in den laatsten tijd. Wat mag dat beteekenen.
Waarmede ik verblijf uw beider onderdanigen dienaar
Karel.

Annotations

[1] De Boms artikel 'Voor het vaderland', dat over 21 juli (de Belgische nationale feestdag) handelde, verscheen op 24 juli 1906 in de NRC.
[2] Het artikel 'Jubelfeest' is gedateerd op 25 juli 1906 en twee dagen later in de NRC verschenen.
[3] Het artikel 'Oostende zomer-hoofdstad' is gedateerd op 26 juli, en verscheen twee dagen later in de NRC. Van de Woestijne noemt Georges Marquet daarin een 'intellectueele hondenneus'.
[*] 'Être aux cent coups': geen raad meer weten.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Dishoeck, Cornelis Anthony Jacobus van (° 1863 - ✝ 1931)

Nederlandse uitgever die niet alleen het tijdschrift Vlaanderen, maar ook tien boeken van Van de Woestijne heeft uitgegeven. Ze maakten in augustus 1899 kennis met elkaar tijdens het 25ste Taal- en Letterkundig Congres. Hun correspondentie werd in 1997 door Leo Jansen en Jan Robert uitgegeven onder de titel 'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929.

Marquet, Georges (° 1886 - ✝ 1947)

Steenrijke zakenman die als 'casino-koning' bekend stond. Hij was eigenaar of beheerder van talloze speelzalen, hotels, en restaurants, onder meer in Namen, Parijs, Aix en Nice, en investeerde ook in de automobielsector. In 1904 werd hij uitbater van het Kursaal in Oostende, waar hij bijzonder invloedrijk werd. Marquet kampte voortdurend met juridische problemen, maar werd in de jaren '30 nog senator voor de Liberale Partij.

Meester, Johan de (° 1860 - ✝ 1931)

Prozaschrijver en journalist. Tussen 1886 en 1891 was hij vanuit Parijs correspondent voor het Handelsblad, om vervolgens tot 1927 als criticus te werken voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Het proza van De Meester (o.m. Een huwelijk, 1890 – Zeven vertellingen, 1899 – Louise van Breedevoort, 1903 en Geertje, 1905) is vaak neerslachtig van toon.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.

Titel - krant/tijdschrift