<Resultaat 1221 van 1419

>

Hartelijke vrienden!
Met den besten wil van de wereld het kan niet.[1] Het is de centenkwestie niet alleen (mijn hart weent van erkentelijkheid om uw voorstel), het is dat ik geen dingen aan mijn lijf heb. Ge zult me gelooven of niet, maar, buiten mijn vesten en gilets heb ik, alles wel beschouwd, zeven broeken liggen. Maar zie hier het geval, — of beter: ongeval: die broeken vertoonen, onder vorm van gaten op de goede plaats, 't bewijs der puntigheid van het gewricht, waar het dijbeen in 't onderste deel van het heupbeen draait.
Nu laat het me absoluut koel, daarmeê in huis om te loopen; het vult zelfs, durf ik zeggen, aan wat me, bij zomerdagen, aan natuurlijke koelte ontbreken mocht (van wegen de gaatjes, ziet u); maar me met zulke pantalon vóor Hollands dames te verschijnen...
Nu dacht ik: Manuel kan me misschien, behalve geld, een pantalon verschieten. Maar ik verwierp weldra deze gedacht met afschrik: wat zou ik immers doen om de ruimte aan te vullen die anders door uw buik, excuseer me, wordt ingenomen? En dan: die pijpen die zouden te kort zijn, waaruit mijn spichtige pijlers puilen zouden.
Ge ziet, Manuël, het gaat niet... ziehier hoe dat alles kwam. 't Is een verhuismaand geweest, die me viermaal meer heeft gekost dan gewoonlijk. Verleden maand hadden we gezeid: er moet een nieuwe kostuum af (want kostuum is in 't Gentsch vrouwelijk); maar — ziedaar: die verhuis... En nu moet ik weêr maar wachten, eenige dagen.
Ik zeg: eenige dagen. En dát is juist 't idiote, dat die vergaêring (waar 'k geen uitnoodiging voor kreeg) nu veertien dagen te vroeg voorvalt.
Merçi Manuel voor den zegen met de twee handen over mijnen........ hoed (die primitieve-oer-gotische hoed)[2] ik had liever de zegen over mijn hoofd (schoon???) — Ik hoop dat die goede Nora best is, en dat ze spoedig heelemaal herstelt — vele vele groeten voor haar, we denken er veel aan — Spijtig dat uwe zegen de broek en de beurs niet vol maakt beste Manuel, want in alle twee zijn gaten. Veel geluk met uw reis, en de komplimenten aan de hollanders,
Salut.
Zie, zoo is 't vrouwvolk nu! Ik ga een pot koffie drinken (er moet in den koffiezak óok al een gat zijn, want er was gruis in mijn tas), en Mariette profiteert er van om 't effekt van heel mijnen brief te bederven.
Ik zei dus: de vergaêring moest veertien dagen later voorvallen; en ik bewijs het. Ik maak, ge herinnert het u, mijne Ilias af, en schrijf aan Simons: Hou het honorarium gereed; binnen een paar dagen komt het.[3] Nu stond in ons contract: donnant donnant; 't is te zeggen: bij ontvangst van 't handschrift, krijgt gij het geld. Ik reken daar nu op om veel te betalen, tegen 5en dezer. En wat doet Simons? Hij schrijft: ik zal u een deel zenden, binnen veertien dagen. Ziet-de mij staan met mijn mond vol tanden?[4] Nu heb ik hem geschreven: stuur me onmiddellijk 300 frank (ik heb ze absoluut noodig!!!); ik stuur u 't deel der Ilias — de helft — dat herlezen en persklaar is; 't overige binnen een dag of drie; en betaal me dan tegen 't einde der maand...[5] Maar 'k heb nog geen antwoord... Dat is toch niet schoon, zijn woord niet houden. —
Was die vergaêring nu 14 dagen later, dan zou ik allicht een sommeken kunnen oversparen, en den tijd vinden om een nieuwe kostuum (want kostuum is in 't Gentsch vrouwelijk), te laten maken, in New England, b.v., of elders, iets zoo tusschen 70 en 90 frank, een veston, denk ik, met fantazie-gilet: Maar 'k zou me ook dan een nieuwen hoed moeten koopen! Doch, wie zou 't me beletten, wie?
Summa summarum: ik verkeer in den toestand der Hebreeuwers op de puinen van Babylon; ik ben namelijk lacrymosus van spijt dat ik niet meê kan gaan...[*] Al zou ik het schrikkelijk gevonden hebben, dien sleep Zonnekloppers achter ons aan te weten karossen:[6] 't ware me een echte Last geweest. En ook 't Linkebeeksche Aapje zou me plutôt verveeld hebben;[7] en voor 'tgeen Professor Ahasverus aangaat: met dien Jood ben ik vast besloten niet meer te wandelen.[8]
En ik zal u wel eens vertellen waarom...
(De elucubratie vindt ge aan 't einde van de Juni-aflevering van "Vlaanderen";[9] de Raet is zeer, zeer onstemd, en spreekt ook al van er van door te trekken! Hij was hier van nacht tot bij 12 uur; een fijne en sterke natuur toch). Arm Vlaanderen, gaat Teirlinck weldra mogen zuchten, vrees ik (Stijns zal niet meêzuchten, vermits hij dood is).[10]
En nu zwijg ik als een haai. Amuseer u goed, en doe de complimenten aan de vrienden, vooral aan de Meester. Ik moet hem vandaag nog schrijven.
Heb hier Nauen tien dagen lang in huis gehad.[11] Was uit Duitschland bijna voortvluchtig... Zal misschien bij de Weeuwe Oldenzeel ten toon stellen....[12]
Nora, hou u goed; de zomer staat aan de deur, en dat is goed. Maar doe ze heden liever niet open (de deur nl.); want het is hier koud....
Manuël,
Uw Karel usque ad mortem.[13]

Annotations

[2] Deze passage is inhoudelijk onduidelijk. Wellicht is het een verwijzing naar een niet bewaarde brief van De Bom.
[3] De brief aan Simons is niet bewaard. In verband met de Ilias-vertaling: zie brief 157, noot 5 en noot 8.
[4] De brief van Simons is niet bewaard.
[5] De brief aan Simons is niet bewaard.
[*] 'Lacrymosus': tot tranen bewogen.
[6] 'Zonnekloppers': Lode Baekelmans (en misschien ook diens echtgenote). Zie brief 164, noot 5.
[7] 'Linkebeeksche aapje': Herman Teirlinck, die sedert 1905 in Linkebeek woonde en in 1907 (en 1908) onder de titel Het ivoren aapje. Poppenspel zijn eerste grote stadsroman publiceerde in het tijdschrift XXe eeuw. De roman verscheen in 1909 als afzonderlijke publicatie.
[8] 'Professor Ahasverus': August Vermeylen. Zie brief 234, noot 7.
[10] Van de Woestijne bedoelt Reimond Stijns.
[11] Van de Woestijne bedoelt Heinrich Nauen.
[12] Van de Woestijne bedoelt de Kunstzalen Oldenzeel in Rotterdam, waar eerder al werk van o.m. Vincent van Gogh was tentoongesteld.
[13] 'Usque ad mortem': tot (aan) de dood.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Meester, Johan de (° 1860 - ✝ 1931)

Prozaschrijver en journalist. Tussen 1886 en 1891 was hij vanuit Parijs correspondent voor het Handelsblad, om vervolgens tot 1927 als criticus te werken voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Het proza van De Meester (o.m. Een huwelijk, 1890 – Zeven vertellingen, 1899 – Louise van Breedevoort, 1903 en Geertje, 1905) is vaak neerslachtig van toon.

Nauen, Heinrich (° 1880 - ✝ 1940)

Duitse expressionistische schilder. Hij was getrouwd met Marie von Malachowski.

Raet, Lodewijk de (° 1870 - ✝ 1914)

Figuur uit de Vlaamse beweging die pleitte voor een sterk economisch programma voor Vlaanderen en hamerde op het belang van het Nederlands in het onderwijs. In 1889 stichtte hij samen met August Vermeylen en Hubert Langerock het tijdschrift Jong Vlaanderen.

Simons, Leo (° 1862 - ✝ 1932)

Joodse Nederlander die werkte als theatercriticus en redacteur van het weekblad Hollandia (1889-1903). Oprichter van de 'Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur', beter bekend als de Wereldbibliotheek (1905). Hij gaf aan vele Vlaamse schrijvers de kans om in zijn fonds te publiceren en was zeer goed bevriend met De Bom. Zie onder meer de studie Oog voor Vlaanderen. Leo Simons en de Vlaamse ontvoogdingsstrijd van Willem van den Steene (Gent, KANTL, 2001).

Stijns, Reimond (° 1850 - ✝ 1905)

Vlaamse schrijver van poëzie, drama en proza. In de periode 1877-1884 werkte hij samen met zijn zwager, Isidoor Teirlinck (1851-1934), vader van Herman. Zijn werk wordt gekenmerkt door antiklerikale, sociale en politieke kritiek. De samenwerking met Teirlinck werd bekroond met de tweedelige sociale roman Arm Vlaanderen (1883-1884), die handelde over de schoolstrijd. Stijns publiceerde kort voor zijn dood nog zijn bekendste roman, Hard labeur (1904).

Teirlinck, Herman (° 1879 - ✝ 1967)

Auteur van romans, poëzie en theater. Heeft zowel aan Van Nu en Straks, Vlaanderen als aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift meegewerkt, waardoor hij als het ware een halve eeuw de literatuur en de geest van de Van Nu en Straks'ers heeft voortgezet. Samen met Van de Woestijne publiceerde hij in 1928 de brievenroman De leemen torens.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.