<Resultaat 1262 van 1419

>

Manuel, kameraad, denk niet dat ik dit grijs papier heb gekozen, omdat ik u zulke uiterst-droeve dingen heb over te brieven. Deze Ingres-bladzijden hebben niets symbolieks.[1] Integendeel, zooals Ibsen zeggen zou.[2] Ik heb niets dan dingen die mij verheugen. Want: 1º ik zit op Laethem, 2º "Adonis" wordt niet opgevoerd,[3] en 3º ik heb daareven een nieuw tijdschrift helpen stichten.
Val niet omver, bid ik u: ik spreek in vollen ernst. "Adonis" wordt bel et bien niet opgevoerd,[*] omdat in de "Vl[aamsche Vereeniging] van tooneel- en Voordr[acht]-kunst" menschen zitten die jaloersch zijn van wege de interpretators die ik koos, dat er daardoor wrijving is, en dat ik liever mijn stuk intrek dan het te zien opvoeren tot misnoegen van sommige menschen die ik, met een duidelijk hoewel Hollandsch woord, ploerten noemen zal. — Wilt gij mij een dienst bewijzen? Schrijf, bid ik u, een woordje aan Royaerds,[4] vraag hem of ik hem mijn handschrift sturen mag, zeg hem over het stuk al het goed dat gij er ja dan niet over denkt, en vraag of hij het in volgend seizoen nog spelen kan. Gij voorspiegeldet mij in der tijd dat daar misschien een dubbeltje aan te verdienen was. Ik zal hier niet op aandringen; maar op welke wijze, o voorspiegelaar?
— Het andere verheugende nieuwsje: dat nieuw tijdschrift, waar Firmin van Hecke, Gust van Hecke en uw dienaar zich aan bezondigen, dat "de Boomgaard" heet (ja, meneer!) dat slechts viermaal in 't jaar verschijnt maar telkens 128 b[la]dz[ijden] Hollandsch papier van goede kwaliteit bevat, met uitmuntenden inkt, mooie verzen en heerlijk proza bedrukt, en dat — mirabile dictu[*] — geen redactie heeft.[5]
Want ziehier met welke gedachten ons brein lange dagen bezwangerd liep (wel éen en twintig dagen, zooals de buik van moeder-konijnen pleegt te doen). Wij twijfelden aan de excellentie der bestaande tijdschriften en twijfelden niet aan de noodwendigheid van een voortreffelijk dito. Maar wij wisten dat Vermeylen sedert jaren zwanger gaat (zooals plegen te doen de bevruchte olifantinnen) van een tijdschrift dat beoogt actuëel en kritisch te zijn. Wij zegden nu bij ons-zelf: laat ons tijdschrift louter-bellettrisch zijn, en laten wij aan Vermeylen zeggen: "wij bieden u onze abonnenten aan voor 't geval gij baart, en wij verzoeken u zelfs de geestelijke leiding op u te nemen". Hetgeen wij deden. En hetgeen u uitlegt waarom wij met walg de gedachte eener — noodzakelijk-ruziemakende — redactie verwierpen. Daar waren nog twee andere redenen voor: 1º wij zullen slechts dingen publiceeren, zóo evidently-goed, dat er geen keurraad voor noodig is; 2º wij zullen de vrijheid nemen, onze vrienden den dienst te vragen, met ons te beoordeelen als er tóch twijfel mocht ontstaan; en die vrienden zijn, met uw verlof, Emm. de Bom en Gust Vermeylen.
Wat zegt ge? Doet gij als meêwerker meê? Wat mogen we — sans blague[*] — voor nummer éen aankondigen van uwe dierbare hand? Van mij verschijnt: "De Arme Hendrik",[6] en begint in Januari mijn "Dejaneira", treurspel in vijf bedrijven.[7] (Gij krijgt een vijffrankstuk per bldz. kopij. Zijn we geen chics types?)
— Wij zitten hier op de kamer van Gust van Hecke, en slurpen portwijn op uw gezondheid.
Prosit van ons drieën, zijnde Van Hecke, mariette en ik, en ’t hartelijkste aan Nora
Uw verkleefde
Karel van de Woestyne

Annotations

[1] De brief is geschreven op Ingres-papier. Kenmerken van die handgeschepte papiersoort — die zijn naam ontleent aan de neoclassicistische Franse schilder Jean-Auguste-Dominique Ingres (1780-1867) — zijn de volledig gekartelde rand en het ruwe oppervlak. Voor brieven is dit soort papier minder gebruikelijk, omdat het relatief dik en dus duur is. Het velletje dat Van de Woestijne voor deze brief heeft gebruikt, is inderdaad grijs van kleur.
[2] Omstreeks 1900 was de gezondheid van Henrik Ibsen zeer precair geworden, en in 1906 belandde hij in een coma. Toen hij daaruit ontwaakte, hoorde hij een verpleegster beweren dat hij er iets beter uitzag. Ibsen zou met gesloten ogen hebben geantwoord: 'Tvertimod' (integendeel). Kort daarna is hij gestorven.
[*] 'Bel et bien': goed en wel, alles welbeschouwd.
[4] Van de Woestijne bedoelt Willem Royaards.
[*] 'Mirabile dictu': wonderlijk genoeg.
[5] Van de Woestijne zou zijn medewerking aan het tijdschrift De Boomgaard spoedig weer staken. De reden daarvoor werd door Minderaa nog als 'persoonlijke grieven' onder de mat geveegd, maar uit een artikel dat Peter Theunynck eraan wijdde, blijkt dat Mariette van de Woestijne met P.G. van Hecke een kortstondige relatie heeft gehad. Van de Woestijne heeft dat wellicht in augustus 1909 ontdekt. Daarna heeft hij (uit wrok jegens Van Hecke) zijn oorspronkelijke plannen om aan het tijdschrift mee te werken volledig opgeborgen. Theunynck wijst er ook op dat het financiële risico dat met de oprichting van het blad gepaard ging, Van de Woestijne zijn beslissing ook wel zal hebben beïnvloed.
De Boomgaard, dat het tussen november 1909 en december 1911 twee jaargangen uithield, werd een internationaal geïnspireerd tijdschrift waarin de autonomie van kunst en schoonheid voorop stonden. Daarmee leunde het qua doelstelling sterk bij Van Nu en Straks aan. De redactie — die dus in tegenstelling tot de vroegste plannen die Van de Woestijne in deze brief belicht, wel degelijk werd samengesteld — bestond uit André de Ridder, Edmond van Offel, P.G. van Hecke, Hugo van Walden (Jules Temmerman), Gust van Roosbroeck (vanaf I,9 vervangen door Firmin van Hecke) en Paul Kenis. Voor Nederland rekende het blad op de medewerking van Gerard van Eckeren en P.N. van Eyck, die bij het begin van de tweede jaargang beiden werden vervangen door Joannes Reddingius. Zie Peter Theunynck, 'Cherchez la femme. Karel van de Woestijne en de valse start van De Boomgaard', in: ZL, jaargang 2, nummer 1 (oktober 2002), p. 3-27. Voor een algemene geschiedenis van het tijdschrift, zie Jean Weisgerber, De Vlaamse literatuur op onbegane wegen. Het experiment van “De Boomgaard” 1909-1920, C. de Vries-Brouwers, Antwerpen, 1956 en A.M. Musschoot, 'Verloop van Van Nu en Straks. 1903-1916', in: M. Rutten & J. Weisgerber (red.), Van 'Arm Vlaanderen' tot 'De voorstad groeit'. 1888-1946, Standaard uitgeverij, Antwerpen, 1988, p. 226-267.
[*] 'Sans blague': zonder te lachen, ernstig.
[6] 'Arme Hendrik' is een vertaling van 'Der arme Heinrich' van Hartmann von Aue, waaraan Van de Woestijne zeker tot in 1916 heeft gewerkt, maar die toch nooit is verschenen en zelfs niet is bewaard. In de loop der jaren bedacht Van de Woestijne er telkens nieuwe bestemmingen voor. Hier lijkt hij de tekst nog als bijdrage voor De boomgaard te overwegen, later zal het (in het Nieuwsblad voor den boekhandel van 23 december 1910) worden aangekondigd als een bijdrage in Groot Nederland, en nog later voorziet hij het als onderdeel van De bestendige aanwezigheid, dat uiteindelijk pas in 1918 zou verschijnen. 'Arme Hendrik' zou een van de 'Vijf zinnen' uit dat boek worden, maar op 4 februari 1916 schreef Van de Woestijne aan zijn uitgever: 'Het groote stuk, waar het boek moest op sluiten, is nu geheel klaar, en ik heb er den omvang van kunnen beramen. Het is echter zóo lang uitgevallen, dat, zoo het in het boek werd opgenomen, dit niet minder dan plus-minus 400 bladzijden lang zou worden. Dit is natuurlijk te veel. Ik heb dan ook besloten, ter vervanging ervan een derde stuk aan de 'Vijf Zinnen' toe te voegen, dat van geringeren omvang is.' Zie 'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. Van Dishoeck, 1903-1907 p. 190.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Dishoeck, Cornelis Anthony Jacobus van (° 1863 - ✝ 1931)

Nederlandse uitgever die niet alleen het tijdschrift Vlaanderen, maar ook tien boeken van Van de Woestijne heeft uitgegeven. Ze maakten in augustus 1899 kennis met elkaar tijdens het 25ste Taal- en Letterkundig Congres. Hun correspondentie werd in 1997 door Leo Jansen en Jan Robert uitgegeven onder de titel 'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929.

Hecke, Firmin van (° 1884 - ✝ 1961)

Oost-Vlaamse dichter. Hij was een van de stichters van het het tijdschrift De boomgaard, en was ook redacteur van Nieuw Leven en Het roode zeil. In 1925 kreeg hij de Staatsprijs voor Vlaamse Poëzie.

Hecke, Paul-Gustave van (° 1887 - ✝ 1967)

Gentse prozaschrijver en dichter die ook als journalist en criticus werkte. Hij was redacteur van de tijdschriften De boomgaard en Het roode zeil, maar ook van de Franstalige avant-garde tijdschriften Sélection en Variété.

Ibsen, Hendrik (° 1828 - ✝ 1906)

Bekende Noorse toneelschrijver van wie de literaire invloed vrijwel de hele twintigste eeuw heeft doorgewerkt. Emmanuel de Bom publiceerde in 1893 een studie over hem.

Ridder, André de (° 1888 - ✝ 1961)

Auteur van een aantal literaire prozawerken, waaronder historische romans en enkele letterkundige studies, onder meer over Stijn Streuvels en Hugo Verriest. Medestichter en redacteur van De boomgaard. Hij werd op latere leeftijd ook hoogleraar economie (statistiek) in Gent.

Royaards, Willem (° 1867 - ✝ 1929)

Nederlandse acteur en regisseur, die met de N.V. Het Tooneel door heel Nederland en Vlaanderen reisde, voornamelijk om de toneelstukken van Vondel op te voeren.

Temmerman, Jules (° 1877 - ✝ 1934)

Vlaamse prozaschrijver die ook onder het pseudoniem Hugo van Walden publiceerde.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.

Titel - krant/tijdschrift