Reeds zal de Rotte u antwoord hebben gebracht op uw zeventiend-eeuwsch Nederlandsch.
[1] Entre nous, 'k heb natuurlijk overdreven, omdat de reden van mijn stilzwijgen toch wel elders lag dan in eene, per slot van rekening jaarlijksche, en dus onbelangrijke bronchitis. Mijne schoonmoeder is nl. op 6 December geopereerd geworden, en daarom zweeg ik eigenlijk zoolang
[.] Van 3 December af is
Mariette met
Paul naar Gent. Ik heb ze sedert dien slechts vijfmaal gezien. Voeg daarbij de uitputtende opgewondenheid die influenza + bronchitis (nog lang niet genezen) meêbrengen. En stelt u dan voor hoe mijn profiel er voor het oogenblik moet uitzien....
Intusschen heeft Uwen
Querido-
Beethoven mij verkwikt, o Manuël.
[2] Ik ben het trouwens volkomen eens met hem (voorzoover verslagen mij toelaten het te zijn,) over
"eerste-liefde".
[3] Misschien woont gij nog een duël van
Querido en ik bij, of beter een steekspel over dat... vraagstuk. Daar is enorm veel over te zeggen: ik gevoel het vooral sedert het geval
Magda Peeters....
[4]
Vanavond ga ik bij
Mariette. Ik zal haar vertellen dat gij, op en langs den Weg der Acht Zaligheden, Joos en Merie hebt ontmoet.
[5] En... (denk er nu maar de rest zelf bij.)
Met het allerbeste, niewaer, voor 1913,
Altijd Uw
Karel
Annotations
[1] Afgaand op het vervolg van deze brief kunnen we veronderstellen dat De Bom zelf in een brief (die niet bewaard is, maar die kennelijk in zeventiende-eeuws Nederlands was opgesteld) had gevraagd waarom Van de Woestijne niets van zich liet horen. Op 31 december verscheen in de
NRC het antwoord in de bijdrage 'Van de levenden en van de dooden', de eerste correspondentie van Van de Woestijne in de krant sedert 1 december:
'[...] omdat ik al dien tijd, zooniet onder de dooden, dan toch in nabijheid van een mogelijken dood heb vertoefd'. De oorzaak daarvan was influenza.
[2] De Bom publiceerde op 24 december 1912 in de
NRC een artikel met de titel 'Querido te Antwerpen'. Het handelde over
Israël Querido's lezing over
Beethoven in het Antwerpse Kunstverbond op 23 december 1912. Twintig jaar later blikte De Bom nog eens terug op de Nederlander in het artikel 'Mijn eerste ontmoeting met Querido en Querido over Beethoven' (in:
De Volksgazet, 21 augustus 1932).
[3] Querido had onder meer de hypothese ontwikkeld dat
Beethovens eerste liefde Eleonore van Breuning (1771-1841) moet zijn geweest. Met die veronderstelling, die De Bom in zijn verslag had overgenomen, was Van de Woestijne het dus eens. Zie ook
Israël Querido, De jeugd van Beethoven (Amsterdam, Querido, 1921).
[4] Wat Van de Woestijne precies bedoelt met
'het geval Magda Peeters', is onduidelijk.
Peeters publiceerde in 1912 de bundel
Avondbloesems, en was dat jaar aanwezig tijdens het 32ste Taal- en Letterkundig Congres. Volgens de verslagen van Van de Woestijne in de
NRC zou
Stijn Streuvels nachtelijke
'schroefboottochtjes' gemaakt hebben
'bij opzettelijk-besteld maanlicht' in het gezelschap van
'een aantal jufferen'. Een van die gezelschapsdames was hoogstwaarschijnlijk
Magda Peeters, door
Streuvels (in een brief aan De Bom van 14 september 1912) overigens
'dat beeldschoone meisje' genoemd.
[5] 'Joos en Merie': Jozef en Maria. Van de Woestijne alludeert op het verhaal 'De acht zaligheden', een
'Kerstvertelsel' van De Bom dat op 28 december 1912 in het
Algemeen Handelsblad was verschenen. In dat verhaal bevalt het personage Merie, vrouw van Joos, van een zoon.