<Resultaat 1340 van 1419

>

Beste Manuel en NoraMariette ook is er nog, al heeft dezen leelijken tijd haar al meer dan een traan gekost.
Ik verheug me van harte, dat gij het beiden zoo goed maakt; Manuel wordt beroemd door zijn "Pellico's" avontuur[1]. wij zijn allemaal zeer geschokt natuurlijk, maar ik begin nu te hopen dat alles nog in orde komt als vroeger — en dan het "weerzien" — dag Beste menschen, Paul en Mariette groeten u beiden aller hartelijkst. Voelt ge geen lust eens naar Holland te gaan zien, en denkt ge dat er middel bestaat? Dan gaan we meê, — Schrijf ons, als ge kunt!.
Vrienden van ons hart, ik verzoek u te gelooven in de uitdrukking van onze bewondering. Gij moet, stel ik mij voor, geboren zijn onder dezelfde ster als Latude,[2] gij die ten tweeden male staatslogies mocht genieten, o Silvio Dreyfus!...[3]
Ik had al nieuws van u, zooniet door de Boterhamsche Courant (de nummers kwamen tot voor een paar dagen nog zeer ongeregeld toe), dan toch en desniettemin door hare hoogsteigene directeur, die mij hier opzocht, nijgh vriendelijk was,[4] een compliment maakte over het dagboek, "dat ik naderhand maar afzonderlijk moest uitgeven", en Uw avontuur van rijkspensionaris met respectvolle consideratie behandelde. Entre nous, 'k geloof dat hij in mijne tegenwoordige nieuwstijdinghen een "zaakje" ziet.... dat hem van nu af aan ontsnapt, vermits ik er al over schreef aan Leo Simons-le-Sympathique, den eenige die het hebben mag... en naar waarde kan betalen.[5] Het wordt, bien entendu, aangevuld en van een inleiding voorzien, waar ik het geweten van mijne tijdgenooten in onderzoeken zal. Al zeg ik het zelf: niettegenstaande alles zullen wij nog lachen.
Daar gij mij dag aan dag volgen kunt in den schaduw dien ik afwerp, weet ik zoowaar niet wat ik u zou kunnen vertellen, dat, binnen de perken van wat tegenwoordig mag, welvoeglijk zou blijven. De moreele depressie is hevig geweest, in eene mate die mij nog steeds belet aan literatuur zelfs maar te denken. Maar ik kom al een beetje bij: ik dank u.
Laat ik dan liever van u spreken, in afwachting dat de heer van Duura zijn fiets komt halen, dien hij hier gisteren heeft laten staan.[6] Bij welker gelegenheid ik een inkwest omtrent uw wedervaren bij hem wil introduceeren. Want er zijn punten in uw relaas waar ik geen duidelijken blik op heb. Zoo: wat beteekent die graanmolen van 15 kilo, op het oogenblik, meneer, dat wij zonder brood zitten?[7] Verder: zijt gij dan al in Holland geweest sedert de gebeurtenissen? Ik brand van verlangen naar eenig nieuws uit die lage landen. Daar liggen proza en verzen van mij, over wier lot ik mij bezorgd maak. Ik heb wel al aan Elisa Johan de Meester daarover geschreven, maar: geen praat. — En dan; gij zegt: "Brieven bereiken mij via Holland, p[er adres] N.R.C." Maar op welke wijze ze aan de N.R.C. bezorgd met de noodzakelijke uitvoerigheid? Wandelt de heer van Duura weleens meer tusschen Uw en mijn woonoord? En, bij gebrek aan hem, zijn daar geen andere wandelaars voor te vinden? Wij moeten in briefwisseling blijven, in echte autographische briefwisseling. Bestond de post in den tijd van Goethe en Schiller? (Ik kies met voorkeur Duitsche voorbeelden). En nochtans hebben zij, als mijne oogen mij niet bedriegen, eene briefwisseling nagelaten, die daar roerloos voor mij ligt....[8]
Nora, neem mij al dien zotteklap niet kwalijk: gij zijt het zelf die hem inspireert, nu ik van u beiden iets te vernemen kon. En zeg aan Manuël, uw gemaal, dat hij zijn moedigen verdediger, den Prof. Dr. Volksvertegewoordiger (Labori improbus omnia vincit)[9] alsmede dezes broeder bij gelegenheid hartelijke groeten zou overbrengen.[10] — En de de Ontrop's?
Beste vrienden, ik schei uit. Gij weet er trouwens alles van, niew[x]aar. Bien dormir!
Uw
Karel

Annotations

[1] De Bom heeft kort na het uitbreken van de oorlog drie dagen en evenveel nachten in de gevangenis gezeten. Wanneer dat precies was, is moeilijk exact te achterhalen, maar het moet tussen 8 en 18 september 1914 zijn geweest. De oorzaak van zijn gevangenschap was een aan hem toegeschreven artikel in de NRC dat bij de (in paniek verkerende) Belgische overheid in het verkeerde keelgat was geschoten. Het ging echter om een vergissing, want De Boms medewerking aan de krant als correspondent was sinds 27 augustus opgeschort. Pas op 18 oktober verscheen er opnieuw een bericht van hem in de NRC.
'Pellico's avontuur' is een gecodeerde verwijzing naar De Boms verblijf in de gevangenis. Van de Woestijne alludeert op Silvio Pellico, die tussen 1822 en 1830 door de Oostenrijkers gevangen werd gehouden vanwege zijn sympathieën voor de Carbonari en de Risorgimento-beweging, die Italië wilden vrijwaren van uitheemse bezetting. De Bom heeft in een brief aan Stijn Streuvels van 26 september 1914 zelf ook naar Pellico verwezen: '[...] gij begrijpt dat, door een afschuwelijke valsche aantijging, vanwege een artikel in 'N[ieuwe Rotterdamsche]' krant (onbeteekenend, maar in ieder geval van mij onbekenden Hollandschen medewerker / toevallig te Antwerpen), ik Pellico mocht plagiare'. Zie Kathryn Smits, 'Een aardig bundeltje brieven'. Stijn Streuvels en Emmanuel de Bom. De briefwisseling van de jaren 1900-1914 (Kapellen, Pelckmans, 2005), p. 486.
[2] Van de Woestijne bedoelt Jean Henri de Latude.
[3] 'Silvio' is opnieuw een verwijzing naar Pellico (zie [1]). Met 'Dreyfus' bedoelt Van de Woestijne uiteraard Alfred Dreyfus, een van de beroemdste gevangenen aller tijden. Zie ook brief 192, noot 1.
[4] Van de Woestijne speelt in deze passage met de familienaam van Hendrik Nijgh. 'Nijg' wordt in Vlaanderen ook als synoniem gebruikt voor het bijwoord 'heel' of 'zeer' en is verwant aan de (gewestelijk gebruikte) betekenis van 'nijdig': vurig, fel.
[5] De NRC-oorlogsverslagen van Van de Woestijne zijn tijdens zijn leven niet in boekvorm gepubliceerd. Dat gebeurde wel in 1950, met de publicatie van het achtste en laatste deel van het Verzameld werk, onder de titel Het dagelijksch brood. Zie ook Anne Marie Musschoot, '"Alleen hopen, in deemoedige verduldigheid". Over het dagboek van den oorlog van Karel van de Woestijne', in: Anne Marie Musschoot, Hans Vandevoorde en Hans Groenewegen (red.), Al ben ik duister, 'k zet me glanzend uit, Historische Uitgeverij, 2007, p. 85-106.
[6] Van de Woestijne bedoelt Ernst-Lodewijk van Duura.
[7] Kennelijk een verwijzing naar een niet bewaarde brief van De Bom aan Van de Woestijne.
[8] In 1914 was de Briefwechsel zwischen Schiller und Goethe in den Jahren 1794 bis 1805 in twee delen heruitgegeven bij Bong (Berlijn). Misschien had Van de Woestijne die uitgave op de kop kunnen tikken.
[9] 'Labori improbus omnia vincit': vervorming van 'Labor omnia vincit / improbus et duris urgens in rebus egestas' (Vergilius, Georgica I, 145): onvermoeide arbeid en de dwingende nood in tegenspoed komen alles te boven.
[10] De 'Prof. Dr. Volksvertegenwoordiger' die hier wordt bedoeld, is Frans van Cauwelaert. Hij maakte tijdens de oorlog deel uit van de censuurdienst, en hij was het die had bewezen dat het gewraakte artikel in de NRC (zie [1]) niet door De Bom was geschreven. Dankzij zijn bemiddeling kwam De Bom ook weer vrij. August van Cauwelaert (1885-1945) was zijn broer.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Cauwelaert, Frans van (° 1880 - ✝ 1961)

Katholieke flamingant die bij de verkiezingen van 22 mei 1910 voor het eerst als volksvertegenwoordiger voor Antwerpen werd verkozen. Hij bleef die functie bekleden tot aan zijn dood. Van Cauwelaert had natuur- en geneeskunde gestudeerd, alsook thomistische wijsbegeerte. Meteen na de Eerste Wereldoorlog stichtte hij de krant De Standaard. Tussen 1921 en 1931 was hij ook burgemeester van Antwerpen.

Dreyfus, Louis (° 1859 - ✝ 1935)

Franse legerofficier van joodse afkomst. Zie Mercier, Auguste.

Duura, Ernst-Lodewijk van

Nederlandse bediende bij de NRC die tijdens de Eerste Wereldoorlog als koerier fungeerde voor de correspondenten in Vlaanderen. Zo leverde hij geregeld Nederlandse post van en aan De Bom en Van de Woestijne.

Goethe, Johann Wolfgang (° 1749 - ✝ 1832)

Duitse dichter, toneel- en romanschrijver, filosoof, (natuur-)wetenschapper en staatsman. Zijn invloed op de Duitse en Europese literatuur valt nauwelijks te overschatten.

Latude, Jean Henri (alias Masers) de (° 1725 - ✝ 1805)

Franse gangster die meer dan dertig jaar van zijn leven in de gevangenis heeft doorgebracht, omdat hij in 1749 had geprobeerd om Madame de Pompadour (1721-1764) op te lichten. Van hem is bekend dat hij er talloze keren in geslaagd is uit de cel te ontsnappen, maar dat hij telkens ook weer werd gevat.

Meester, Johan de (° 1860 - ✝ 1931)

Prozaschrijver en journalist. Tussen 1886 en 1891 was hij vanuit Parijs correspondent voor het Handelsblad, om vervolgens tot 1927 als criticus te werken voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Het proza van De Meester (o.m. Een huwelijk, 1890 – Zeven vertellingen, 1899 – Louise van Breedevoort, 1903 en Geertje, 1905) is vaak neerslachtig van toon.

Nijgh, Henricus (° 1873 - ✝ 1948)

Directeur van de NRC vanaf oktober 1908.

Pellico, Silvio (° 1788 - ✝ 1854)

Italiaanse schrijver en stichtend medewerker van het literair-politieke blad Il conciliatore. Als dichter is Pellico vooral bekend van Francesca da Rimini (1815) en zijn celmemoires, Le mie prigioni (1832).

Schiller, Friedrich (von) (° 1759 - ✝ 1805)

Duitse dichter, toneelschrijver en filosoof.

Simons, Leo (° 1862 - ✝ 1932)

Joodse Nederlander die werkte als theatercriticus en redacteur van het weekblad Hollandia (1889-1903). Oprichter van de 'Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur', beter bekend als de Wereldbibliotheek (1905). Hij gaf aan vele Vlaamse schrijvers de kans om in zijn fonds te publiceren en was zeer goed bevriend met De Bom. Zie onder meer de studie Oog voor Vlaanderen. Leo Simons en de Vlaamse ontvoogdingsstrijd van Willem van den Steene (Gent, KANTL, 2001).

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Woestijne, Paul van de (° 1905 - ✝ 1963)

Zoon van Karel van de Woestijne, die na zijn proefschrift als specialist in middeleeuws Latijn aan de universiteit van Gent verbonden was.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.

Titel - krant/tijdschrift