Antwerpen 18/21 Augusti 1890
Mijnheer
E[mmanuel Karel] de Bom
T[er Stede]
Over verscheidene maanden heb ik U, op aanbeveling van den Heer
Pol de Mont, eenen afdruk van mijn werk over
Klaus Groth overhandigd, onder Uwe welwillende verzekering hetzelve in
Koophandel,
[1] Vlaamsche School[2] of eenig ander tijdschrift te zullen bespreken.
Deze belofte hebt gij herhaaldelijk; in Januari, Februari, Maart, April, Mei.... hernieuwd,
[3] waarvoor ik U danken moet, vermits het toch zoo makkelijk geweest ware rechtuit te verklaren dat gij niet wildet, niet kondet, of om welke reden ook, niet mocht.
Intusschen
Intusschen hebt gij niets gedaan; dit is Uw recht, in alle geval Uwe zaak. En dewijl nu door de beoordeeling van
De Mont zelven in
de Toekomst[4] en die van anderen in alle nieuwsbladen en tijdschriften der stad,
[5] op één na,
[6] de Uwe zooveel minder gewenscht wordt, zoo wil ik U gaarne van alle verdere moeite bevrijden, om naar tijd, lust en vervelende uitvluchten te zoeken.
Ik schenk U dus bij dezen Uwe te lichtzinnig verpande vrijheid terug, en moet ten slotte slechts nog aandringen op spoedige teruggave der U ter inzage verstrekte stukken, waarvan sommige voor mij van overwegend belang zijn.
[7]
Aanvaard mijne beleefde groetenis.
C[onstant Jacob] Hansen
Annotations
[1] Van
Emmanuel de Bom verscheen er geen bespreking over het boek in de
Koophandel van Antwerpen. Zie
brief 11, noot 2.
[2] Op het ogenblik dat
De Bom deze brief ontving, was het nummer van
De Vlaamsche School waarin zijn bespreking stond nog niet verschenen. Zie
brief 4, noot 1.
[3] Er werden enkel brieven van
De Bom aan
Hansen teruggevonden uit januari (zie
brief 4) en februari (
brief 12), niet uit de andere maanden die
Hansen vermeldt.
[4] Pol de Mont, 'Een naklank op de Antwerpsche Klaus–Groth–viering', in: De Toekomst, 7de reeks, IV, nr. 1 (januari 1890), p. 35–40. Het artikel bevatte ook een uitvoerige kritiek op het
Groth–boek van
Hansen.
[5] Zie
>brief 11, noot 2 en
noot 5. Behalve in de in
brief 11 vermelde kranten werd het boek nog door
Karel de Flou beoordeeld in de
Nederlandsche Kunst– en Dichthalle (jrg. XII (december 1889), p. 579–580). Die noemde het een gedenkboek ter verheerlijking, een hulde die de schrijver al niet minder huldigde dan
Klaus Groth.
Ook De Vlaamsche Kunstbode XIX (december 1889), p. 174, kondigde het boek aan. In de aankondiging in De Vlaamsche School (nr. III, 1890, p. 58) werd gezegd dat de titel van dit werk reeds voldoende aangaf hoe volledig deze studie over de Platduitse dichter Klaus Groth was opgevat.
[6] Waarschijnlijk bedoelde
Hansen een bespreking in
De Vlaamsche School, waar tot dan toe enkel de aankondiging (en dus geen echte bespreking) in verschenen was. Zie
[2].