ANVERS (STATION)
30 AOUT 1890 12–M
ANVERS
30 AOUT 1890 12–M
Mijnheer K[arel Emmanuel] de Bom
Beambte op het Stadhuis
t[er Stede]
bij afwezigheid aldaar: Olijftakstraat.
Lieve E[mmanuel Karel de Bom],
Ja, het door U gebrachte
ex[emplaar] ontving ik,
[1] doch gij hadt mij immers gezegd, dat het
U toehoorde? Ik meende, dat gij het zoudt terughalen. In elk geval, nu dat
P[aul Buschmann] mij een ander toezond, is het eerste tot uw of zijn beschikking.
Ik wilde gaerne ten spoedigste
Mei en
N[ieuwe Gids] terug hebben.
[2] Mej[uffer Swarth][3] komt mij bezoeken.
[4] Dan stel ik haar de beide deeltjes ter hand.
[5]
Ik zal voor den vriend
Vermeylen een
P[ol de] Mont vinden.
[6] Gij moogt het met of zonder hem komen halen op conditie dat gij mij alles wat gij van hem hebt ter lezing meebrengt.
Morgen Zondag voormiddag, rond 11 1/2, niet vroeger, veroorloof ik u.... peins eens na!.... mijn heiligdom te betreden.
Annotations
[1] Heel waarschijnlijk gaat het hier over
Die excellente cronike van de ghesellighe tsamenkomste van de Taelverbonders wt Antwerpen in den jaere MDCCCXC, die door Buschmann gedrukt was. Zie
brief 15, noot 4.
[2] In een brief van 26 juni 1890 vroeg
Hélène Swarth aan
Pol de Mont of hij haar zijn oordeel wilde meedelen over
De nieuwe gids, en vooral over de verzen van Herman Gorter. Zij zou
De Mont ook Gorters
Mei ter lezing sturen. In een brief van 12 juli 1890 vroeg ze hem of hij
Mei ontvangen had en wat hij erover dacht. Beide brieven werden gepubliceerd in:
Herman Liebaers, Hélène Swarth. Brieven aan Pol de Mont (Gent, KVATL, 1964), p. 181-182 en 182-184.
Pol de Mont deelde zijn bevindingen over deze werken van Gorter mee in een zitting van het Taalverbond te Antwerpen, hetzij in die van 10 juli, hetzij (waarschijnlijk) in die van 24 juli 1890. In het verslag over de beide zittingen, dat gedateerd was op 19 augustus 1890, schreef Emmanuel de Bom niet over elke zitting apart, maar zei hij dat Pol de Mont gesproken had over Herman Gorter en de aandacht had gevestigd op zijn eersteling "en tevens in vele opzichten zijn meesterwerk" Mei.
Ook las Pol de Mont gedichten voor van Gorter die in De nieuwe gids (jrg. V, nr. 5 (juni 1890), p. 271-278) als 'Verzen' verschenen waren. Hij betreurde dat in deze verzen "de decadente invloed van de Verwey's en de Van Deyssel's" zo sterk had doorgewerkt. Zie het Maandblad van het Taalverbond, jrg. I, nr. 5 (1 september 1890), p. 53-55.
[3] Tussen
Pol de Mont en
Hélène Swarth bestond van 1882 tot 1893 een intens contact dat hoofdzakelijk zijn neerslag vond in 241 brieven, aangezien zij elkaar in heel deze periode slechts een tiental keren ontmoetten. De vriendschap van
Swarth vertoonde een eerder opdringerig karakter, zodat
De Mont, die de vriendschap meer op het zuiver literaire vlak wenste te houden, veel uitnodigingen ontweek.
Na 1884 werden minder brieven gewisseld. In 1887 flakkerde de vriendschap in talrijke brieven en ook in ontmoetingen weer op. Vanaf 1890 ontstond opnieuw spanning. Het feit dat De Mont niet al te haastig was met zijn antwoordbrieven, lokte heel wat verwijten van Swarth uit. Tot in 1893, toen Swarth in Nederland huwde met Frits Lapidoth, werd de briefwisseling voortgezet. Zie Herman Liebaers, Hélène Swarth. Brieven aan Pol de Mont (Gent, KVATL, 1964), p. 39-46.
[4] In een brief van 16 augustus 1890 uit Arnhem kondigde
Swarth De Mont haar bezoek aan om enkele uren met hem te praten. In een schrijven van 27 augustus 1890, eveneens uit Arnhem, meldde ze dat hij haar mocht verwachten te Antwerpen op 30 augustus 1890 met de trein van 13.05 uur. In beide brieven schreef ze dat ze nog diezelfde dag naar Mechelen zou vertrekken. Zie
Herman Liebaers, Hélène Swarth. Brieven aan Pol de Mont (Gent, KVATL, 1964), p. 185-186.
[5] Mei, dat
Hélène Swarth van
Pol de Mont samen met
De nieuwe gids zou overhandigd krijgen, heeft ze tijdens haar bezoek niet ontvangen, want op 19 november 1890 schreef ze hem dat hij nog altijd haar exemplaar van
Mei had. Zie
Herman Liebaers, Hélène Swarth. Brieven aan Pol de Mont (Gent, KVATL, 1964), p. 196-197.
[6] Bedoeld wordt: een portret van
Pol de Mont.
August Vermeylen had hem daarom verzocht. Zie
brief 71.