Amsterdam, 5 Dec[ember] 1890.
JanvdHeydenstr. 259WelEdelgeb[oren] Heer,
Indertijd was ik een der eerste abonnés op het toen ook door u geredigeerde weekblad "Jong–Vlaanderen". Ik heb daarvoor mijn abonnementsgeld voor een jaar betaald, doch slechts 14 à 15 nummers ontvangen, in plaats van 52.[1] Terwijl de heer H[ubert] Langerock mij niet eens een mededeeling heeft gedaan, dat het blad zou ophouden te verschijnen,[2] ondanks dat ik ulieden ongeveer tien abonné's heb bezorgd, en nog veel meer had kunnen doen, als het blad niet hoe langer hoe meer bij zijn veelbelovend eerste nummer was achteruitgegaan.
Doch niet dit is het, waarover ik u onderhouden wilde. Ik wou u speciaal spreken over dat eerste nummer. Ik heb daarin met genoegen gelezen uwe "Rosse Lokken" en de sonnetten van "Kees Droes",[3] welke laatste, volgens een vriendelijke mededeeling van den heer Em[manuel] de Bom,[4] ook van uwe hand zijn. Dit laatste heeft mijne belangstelling in uwe literaire talenten nog verhoogd, en ik zou mij gaarne met u in verbinding stellen, om iets meer van uwe productie of plannen te vernemen. Ik hoop dat gij mij niet onbescheiden zult vinden; wat ik wensch vraag ik alleen uit sympathie voor het weinige dat ik van u mocht lezen, en uit liefde tot de Nederlandsche letteren, die mij voorkomen, ook in Vlaanderen, in den allerlaatsten tijd een beteren weg op te willen, dan zij tevoren zijn gegaan.
Geloof mij, inmiddels,
hoogachtend
Uw[ ]d[ienst]w[illige]
Willem Kloos.
redacteur–secretaris van
De Nieuwe Gids
Den HeerGust Vermeylen
Pachéco–straat 81, Brussel.
Annotations
[1] Van Jong Vlaanderen verschenen 13 nummers. Het laatste nummer dateert van 23 maart 1890.
[2] Hubert Langerock was voor de laatste vier nummers (9 en 23 februari; 9 en 23 maart 1890) de enige redacteur, nadat hij eind 1889 om een niet nader bekende reden met zijn mederedacteurs August Vermeylen en Lodewijk de Raet in onmin was geraakt. Zie ook brief 56.
[3] August Vermeylen, 'Rosse lokken', in: Jong Vlaanderen, jrg. I, nr. 1 (zondag 29 september), p. 3–4. 'Vlaamsche kermissen' (sonnetten), met als ondertitels 'Het klinkdicht van den vedelaar' en 'Het klinkdicht der worsteneters', getekend Kees Droes, verschenen in hetzelfde nummer (p. 2). Zie ook het Verzameld werk van August Vermeylen, deel I, p. 457–458 en 490–491.
[4] De brief van De Bom aan Willem Kloos waarin hij deze informatie verstrekte, werd niet teruggevonden.
