?dag 29 Januari 91 10u. 's av[onds]
[1]
Wat nachten, God, wat nachten ik tegenwoordig doorbreng! Verbeeld u dat, Gust. — Gisteren (eigenlijk vandaag) om 5 u. tehuis gekomen.
Programma van dat nachtje: om 5 1/2 's namiddags banket der philisters van mijn bureel, aangeboden aan onzen baas, die gedecoreedjd is. Einde 10 à 10 1/2 u. Met baas en... collega's gezwalpt van café tot café. Met Pol van Geffelen — zoo noem ik éen der typen — samen om 1 1/2 u. naar een kaberdoes in de Arteveldestraat. Niks te doen. Vandaar naar 't ander eind der stad; ik wilde er absoluut zijn. Ge begrijpt dat het voor Clara was. Goed, ge begrijpt het.
't Was de eerste maal — 'k ben er nu 3 4maal geweest — dat ik met haar gesproken en dat ik haar, om te beginnen, gekust heb. Heerlijk, Gust, heerlijk! 't Werd drie uren. De fleschkens limonade stonden in bonte rei een zwijgend, maar welsprekend gezicht te trekken op de tafel. Verbeeld u echter niet dat zij (Cl[ara]) een uitzuipster is. Nein, etwas distinguirtjes, man! — "Wir werden zusammen bleiben heute n[icht wahr]?" — Ik sta verstomd en meen er een aanbod in te zien. Ik omhels haar daarvoor 'nen keer of zes... en de goeîe Pol van Geffelen — horresco — leent me vijf franken! De aristocratie van het zilveren beschuitje! —
Landschap: een maan die als een bootje in zwaarbewogen golven dobbert. Onderweg alle tien minuten een romantieke nachtwaker, die ons met een zwaarmoedigen blik natuurt, en zeer naturalistisch denkt:
"die gaan poepen!" Eilaas, ik dacht het ook. Maar we waren beiden mis. Zij is deugdzaam, Meneer! Zeer origineel. O, ze is goddelijk. Ze nam het kwalijk toen ik bij 't afscheid niet begon met
op de lippen te kussen.
[2]
"Zes maal wilde zij weg, en zes maal ook" bemerkten wij dat onze handen elkaar vastklampten en niet lossen wilden. Hoe ik smeekte, 'k moest eindelijk weg. Een eind weegs verder keerde ik me toch om, en volgde den weg dien zij gegaan was. Vanavond heb ik vernomen dat zij dat gezien had en zich in een deurstijl verborgen, opdat ik haar niet zien zou. — Opeens, in de stilte van den nacht, een noodbel! Brand! — de pompiers zijn daar dicht omtrent —
waar is 't? vraag ik aan een nachtwaker —
"Op 't Falconplein, geloof ik!" — Ik loop mee, 't had wel dààr kunnen zijn! — maar 't was achter de dokken. 't Was als de apotheose van den half mislukten avond. Ik zag dan een schouwspel dat ik nooit vergeet. Een huis tegenover een der dokken, waarin tallooze schepen met groote, roodbegloeide masten lagen. Al wat aan het huis was knisserde en knetterde — de vlammen sloegen met woede wel vijf meters de vensters uit. De pompiers, lijk kabouters in dien gloed aan 't pissen. Ik heb dat zoo met versteven rug en verzengden buik een half uur lang stomweg aangestaard en ben eindelijk, in een adem, naar mijn bed geloopen. Heb heden gefatst. Om 12 uren opgestaan. 's Namiddags gewandeld. En heden ben ik... om 6
1/2 u. naar
Clara gegaan. Wat lokt ze mij toch aan, die Nixe! Ge moet haar den Ungarischen Tanz hooren zingen! Ik heb haar al vol geraasd over u en uw komst. Gij heet
Padlewsky[2] en ze is met uw beroep van nihilist ook bekend. Zondag middag om 12 uren vinden wij haar aan de Groenplaats. Dan gaan wij met haar wandelen en samen ergens dineeren. Zorg echter voor veel geld dan, want ik begin weer al erg schrap te geraken — op voorhand. En raad eens wat ik nu vandaag nog doen moet? Om half twee dezen nacht haar gaan vinden om haar huiswaarts te brengen. Een liefde! Ik heb haar vergeefs van platonisme beschuldigd; het helpt niet. Maar wees zeker, ze is stelenswaard. Morgen namiddag wandel ik met haar een eindje, en Donderdag van 3 tot 6
1/2 uren! Ge ziet dat van hier. Dag
Gust! Ik maak
de Doctoren af.
[3]
Annotations
[1] De datum werd in potlood toegevoegd; de brief moet waarschijnlijk op 27 januari 1891 gedateerd worden, vermits
De Bom in
zijn vorige brief (26 januari 1891) schrijft dat hij die avond een banket had omdat zijn baas gedecoreerd werd. Verder in deze brief schrijft
De Bom dat hij om vijf uur 's morgens (
"eigenlijk vandaag") thuis is gekomen na met zijn baas en collega's "gezwalpt" te hebben van café tot café.
[5] Allusie niet teruggevonden.
[2] De naam Padlewsky werd waarschijnlijk niet lukraak gekozen.
Stanislas Padlewsky was een balling van Poolse oorsprong met socialistische sympathieën. In 1890 kwam hij in de belangstelling door de beschuldiging van moord op generaal Seliverstoff, hoofd van de Russische gendarmerie en van de politieke politie. Zie
de Koophandel van Antwerpen (20, 21-22,23, 24, 25, 26, 30 nov. en 1 dec.1890).