<Resultaat 143 van 1419

>

Waarde Heer en Vriend,
In mijn, actualiteits-halve, wellicht wat snel geschreven artikeltje [1] deed ik niet genoegzaam de lichtzijde van Gittens' gewrocht uitschijnen,[2] dat is mogelijk. Wat echter mijn meening over het historisch drama betreft, en mijn voorkeur voor eigengeleefde, in de ziel des tijds geputte werken, daarbij denk ik te moeten blijven, en dat heb ik op de proef, die ik eergister ontving, in een nieuwbijgevoegden zin, naar ik meen, duidelijker gemaakt.[3] Eruditie, oudheidkunde, klinkklank van wapenfeiten, keizers die min of meer historieke speeches houden, operette-gendarmes en alles wat tot ijdel geflonker met kostumen en decoraties aanleiding geeft verhoogt voor mij niet voor geen zier de ware kunstwaarde van een tooneelwerk. Eenvoud zal toch steeds in alle kunst de hoogste verdienste blijven. Daarom bevalt mij in Gittens' werk het meest de psychologisch goed bestudeerde scène tusschen d'Argenson en Napoleon[4] en hecht ik weinig prijs aan de gekaptstrooiachtige tooneelen van den 1n akt en de wel wat gezochte, Sardou-achtige[5] effekten van den Dies Irae op het einde.
Volgens mij moet een hedendaagsch artist alleen zijn bezieling zoeken in wat hèm rechtstreeks trof; niets mag zich, voor de artistieke bevruchting, stellen tusschen hem en de natuur; hij mag geen su[b]jekt gaan zoeken in een dood boek, maar wel het putten aan de levende bron der natuur, zooniet zal altijd iets van het stoffige, bibliotheek-achtige aan zijn schepping kleven. 'k Neem aan, dat men het talent bezitte ons een verleden tijd met schijn van waarheid te verbeelden.
[2]
Maar waar zijn de middelen van contrôle? En waar blijft de groote de éénige eisch, de Kunst-eisch, die zich niet om wetenschap bekommert? 'k Ben niet uitsluitend, maar ik ben toch vrij, n[iet] w[aar], voor mij persoonlijk te verkiezen een kunstwerk dat ik toetsen kan aan mijn eigen bevindingen, waarin ik mijn eigen ziel voel trillen en niet die van luî die voor honderd jaar leefden, iets dat de schrijver toch zelf niet zag of hoorde en dus maar op gezag en gehoor van anderen mij diets maakt.
Deze orde van denken pas ik ook toe op de schilderkunst. Het historische genre schijnt mij verouderd te zijn en niet meer te kunnen verjongen. Van Uhde — 'k las Francks art[ikel] met vrucht,[6] zooals Gij ziet — vond geen ander middel om te treffen dan 19eeuwsche moderne boeren van zijn Bijbelsche Joden te maken.
"Slechts wat de kunstenaar zelf voelde mag hij weergeven." Ik kan mis zijn, maar....
Ik zal in ieder geval aan 't artikeltje kuischen zooveel mij noodzakelijk voorkomt en vooral een paar harde uitdrukkingen milderen.
Uw steeds innig verkleefde
en dankbare
en jonge
Emm[anuel] de Bom

Annotations

[1] Namelijk de recensie 'Tooneel. De maire van Antwerpen', die zou verschijnen in De Vlaamsche School, nr. IV (1891), p. 40.
[2] Frans Gittens, De maire van Antwerpen. Zie ook brief 5, noot 1. De première ervan vond plaats op zondag 15 febr. 1891 in de Nederlandsche Schouwburg te Antwerpen. Zie brief 19, noot 2.
[3] In De Vlaamsche School ([1]) schreef De Bom: "Ook in de ziel van onzen tijd is stof te vinden — de schrijver zelf heeft het me zoo vaak herhaald! — om ons te boeien: het zal verdienstelijker zijn, omdat wij daardoor het werk in zijn algeheelheid, zooals het daar ligt, zullen toetsen kunnen ..."
[4] In de bespreking in De Vlaamsche School noemde De Bom de scène, waarin d'Argenson — de toenmalige prefekt van Napoleon te Antwerpen, na de vrijspraak van burgemeester Werbrouck bepleit te hebben — aan Napoleon zijn ontslag aanbood, één der beste die de toneelliteratuur bij ons had voortgebracht. De Bom bedoelde hiermee wellicht het tiende toneel van het derde bedrijf in Frans Gittens' De maire van Antwerpen.
[5] Allusie op de destijds zeer populaire stukken van Victorien Sardou. Deze behendig gebouwde, op scenisch effect berekende toneelspelen verwierven de gunst van het negentiende-eeuws theaterpubliek. Zie Lode Monteyne, Drama en tooneel in Oost en West door de tijden heen (Antwerpen, Standaard-boekhandel, 1949), p. 379-380. Volgens Leo Simons berokkende Sardou veel schade aan de dramatische kunst. Zie Leo Simons, Het drama en het tooneel in hun ontwikkeling, dl. IV (Amsterdam, Encyclopedie van de Wereldbibliotheek, 1932), p. 288.
[6] 'Fritz von Uhde', in: De Vlaamsche School, nr. IV (1891), p. 29-38. Dit artikel was getekend 'F'. [= Louis Franck].

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Franck, Louis (° Antwerpen, 1868-11-28 - ✝ Wijnegem, 1937-12-31)

Advocaat en politicus.

Gittens, Frans (° Antwerpen, 1842-12-17 - ✝ Antwerpen, 1911-06-26)

Toneelschrijver, bibliothecaris en politicus.

Sardou, Victorien (° Parijs, 1831 - ✝ Parijs, 1908)

Schrijver.

Simons, Leo Mz (° Den Haag, 1862-08-01 - ✝ Rotterdam, 1932-06-11)

Auteur, uitgever (Wereldbibliotheek) en Vondelkenner.

Uhde, Fritz Von (° Wolkenburg (Saksen), 1848 - ✝ München, 1911)

Schilder.

Titel - krant/tijdschrift

Vlaamsche School, De (° 1855 - ✝ 1901)

Tijdschrift voor kunsten, wetenschappen, letteren, oudheidkunde en kunstnijverheid.

Naam - instituut/vereniging

Nederlandsche Schouwburg Van Antwerpen (° 1853 - °)