<Resultaat 174 van 1419

>

Ge moet wel erg boos op me wezen, mijn goede vriend, dat ge me, in dit uiterste oogenblik van groot leed, zoo zielsalleen laat, zonder een enkel troostend woordeken van uw anders zoo mild gemoed. Nu, na mijn gekken, uitzinnigen, onbegrijpelijken — maar, eilaci, zoo pijnlijk menschelijken brief van Vrijdag (geloof ik) hebt gij er wellicht recht toe. Gij gelooft niet meer aan mijn goede beloften; woorden, woorden, woorden zegt gij, als ik u van boetvaardigheid en beternis spreek; gij vertrouwt me niet meer; 'k ben een zwakkeling, een onman, een drijfhout, onmachtig, zonder vrijen wil, zonder karakter.[1] Niet waar, dit zijn wel uw gepeinzen, uw droeve overwegingen geweest na 't hooren van die hartstochtelijke kreten, uit een overspannen brein, een gemarteld hart "gesperkt"[*] en geknepen?
Welnu, verheug u, mijn houwe jongen: 'k ben thans weer vrij, en volkomen, op mijn woord.
Hoe is 't gekomen? Twintig bladzijden psychologische analyse à la Goncourt[2] heb ik noodig om u dat aan 't verstand te brengen. Eenige regelen moeten u voor vandaag genoeg zijn. 'k Heb u verhaald, niet waar, dat ik Donderdag nacht bij Clara geweest ben, op haar eigen ellendig kamerkijn, waar 't mij (voor 't eerst... en voor 't laatst) gegund werd te komen. Toen heb ik een diepen blik in dat Zigeuners-leven geworpen. Dàt echter is 't niet wat me heeft "zum Entschluß" gebracht. Sinds zoolang vechten hierbinnen rede en gemoed, en, tot uw groot genoegen, hoop ik, en zeker tot het geluk van mijn goeden ouwen vader en van de zeer weinigen die eenige sympathie voor mij gevoelen: de eerste behaalde de zege. 'k Had gisteravond een zeer lang onderhoud [2] met mijn oudste broer Gustaaf: hij vertelde op kunstelooze, maar diep roerende wijze hoe ongelukkig mijn ouwe pee is om mijn gedrag, hij schilderde mij naïef maar trouw 't leven af dat ik ging lijden, indien 'k me verslaafde aan dien vrouw; hij verhaalde me van zijn eigen histories... kortom hij herhaalde me op nadrukkelijke wijze al de redeneeringen, die 'k tot me zelven sinds een halve maand houd. De goede jongen denkt nu dat hij, van mijn onwrikbaar besluit om te scheiden, de beslissende oorzaak is en dat maakt hem zoo gelukkig. Maar 't is mijn eigen nadenken, het gedurig folteren van mijn geest door hem het slotwoord af te vragen, dat mij gisteravond opeens 't volgend krachtig en onwederroepelijk besluit deed nemen. Nooit zie ik haar weer; naar de bijeenkomst, die ik haar op morgen beloofde, ga ik überhaupt niet; op staanden voet schreef 'k haar eenige beslissende regelen, die den roman op bittere, maar noodlottige wijze einden, en heden zond ik haar den laatsten schakel: haar portret (dat ik voor eenige dagen weder kreeg) terug. Aldus, 't is uit.
'k Wil u geen eeden meer zweren : thans is 't oogenblik der daden aangebroken. Doe ik het niet, bezie me dan niet meer.
Nu wijd ik me nog alleen aan kunst en toekomst. Wilt gij me nog schrijven? Spoedig? Veel? Opbeurend? Ja?
Nieuws:
De gazet gaat door, hoorde ik, dat is een uitstekende verbetering van mijn positie eerlang, met Nieuwjaar aanvangend;
voorlopig ga ik naar de Volksbibliotheek.[3] Hebt gij echter een plaats in Brussel, wellicht neem 'k die nog liever aan.
'k Werk noest aan een nieuwe comedie.[4]
Vrij ben ik, en zal ik blijven. Vertrouw.
Mane
Heden 4 u.: familievergadering!
Vergeet niet, dat ik zeer lijd.
Mijn vader is gelukkig genezen

Annotations

[1] In De Boms Aanteekeningen X, mei 1890 (bezit AMVC), p. 110-111 vinden we onder de datum 4 april 1891 bespiegelingen over de macht van de vrouw over de man. Ook op blz. 115 en 118 wordt nog verder gemediteerd over de liefdesverhouding met Clara.
[*] 'Sperken': sparken, d.w.z. vonken schieten.
[2] Allusie op het dagboek van de gebroeders De Goncourt. Hun Journal de la vie littéraire verscheen in 1887-1888, in 1890-1892 en 1894-1896: het begon in 1851 en liep tot 1896.
[4] Misschien De waarheid. Zie ook brief 60, noot 1.

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Bom, Petrus De (° Antwerpen, 1825-11-27 - ✝ Antwerpen, 1907-12-26)

Vader van Emmanuel. Kleermaker. Gehuwd met Francisca Dirven op 27/04/1852.

Gaesch, Clara Joanna Maria (° Königsberg (Pruisen; thans Kalingrad, USSR), 1866-02-23 - ✝ – Antwerpen, 1895-03-14)

Cafézangeres.

Was ongehuwd en werkte tot 1891 in The Music Hall aan het Falconplein. Op het ogenblik dat ze een relatie had met Emmanuel de Bom, verwachtteze een kind, dat in 1895 een tijdlang bij De Boms zuster Jeanne werd opgenomen. Een zuster van Clara, Augusta, werkte ook als zangeres in de Statiestraat en zou in 1895 in Kopenhagen hebben verbleven. Clara's laatste adres was Dambruggestraat 85, Antwerpen.

Naam - instituut/vereniging

Stedelijke Volksbibliotheek (antwerpen)

Op 1 oktober 1866 werd in Antwerpen de "Stedelijke Volksboekerij" geopend om "naast de groote publieke bibliotheek" (d.i. de Stadsbibliotheek) ter beschikking te staan. Ze was voorlopig gevestigd in de "militiezaal", op de eerste verdieping van het stadhuis. In 1868 kwamen de twee bibliotheken én het Stadsarchief onder één leiding toen archivaris Pieter Genard ook in de functie van de overleden bibliothecaris F.H.Mertens aangesteld werd. In 1880 werd de "Sodaliteit" door de stad aangekocht en kreeg de Volksbibliotheek naast de Stadsbibliotheek haar eigen hoekje "in den rechter vleugel der gebouwen, tegen de Jezuietenbrug, met een bij zonderen ingang aan den gebroken hoek van de Jezuietenbrug en Wijngaardstraat". De nieuwe lokalen van de Volksbibliotheek in de Blindestraat werden ingehuldigd op 12 augustus 1895. In 1902 werd de Volksbibliotheek bestuurlijk van de Stadsbibliotheek gescheiden.