<Resultaat 175 van 1419

>

Mane der manen!
Neen, ik ben niet erg boos — niet meer erg boos — op u, goeie! Ik weet dat ge veel moet geleden hebben, en veel lijdt. Eerst was ik zoo ontmoedigd door dien "gekken, uitzinnigen, onbegrijpelijken — maar, eilaci, zoo pijnlijk-menschelijken brief", dat ik niet meer wist wat u te antwoorden. Gisteren wilde ik nog een laatste poging pogen: ik schreef een langen (ja, Mane), een ellelangen brief, of liever een opstel, met titel: Over de vrouw in 't algemeen
en Clara in 't bizonder,
in hun betrekkingen met "kunstenaarszielen"
.
zend me dien brief eens
Het spijt (?!) me dat ik u dat nu niet meer kan opzenden; het was een stuk van groote waarde. Enfin, ik behoud dat gewrocht, het ligt gereed, en indien ge nog éens "geplakt" wordt, ontvangt ge dat subito.[1]
Over dat onderwerp heb ik sedert eenige dagen veel gedacht, en ervan gesproken (in 't algemeen, natuurl[ijk]) met verscheidene kerels, eerbiedwaardig voor hun ervaring. Nog gisteren zei me een advokaat — een jongen van veel talent, die iemand is —, en die sedert zes jaar een maîtresse heeft waarvan hij niet los kan: Ça dégrade..." En hij heeft me zeer klaar uitgelegd waarom een vrouw een' kunstenaar zedelijk en verstandelijk verliest. Nog éen voorbeeld: Grégoire le Roy baande den weg waar nu Maeterlinck lauweren plukt (da's 'en figúur), en schreef zelfs een drama[2] dat schooner is dan l'Intruse.[3] Maar Maeterlinck liet maar van tijd tot tijd zijn maagdelijk kleed aan de doornen van den weg des levens scheuren, (da's weê'al 'en figúur), nam de gedachten van [2] G. le Roy, en leverde in drie jaren: 1) Le Massacre des Innocents — 2) Serres chaudes — 3) L'Intruse — 4) les Aveugles — 5) La princesse Maleine — 6) les 7 princesses (zal binnenkort versch[ijnen]) — 7) L'Ornement des Noces Spirituelles, de Ruusbroec l'Admirable —[4]
En ziehier nu het slimste: sedert December heeft Maet[erlinck] een "bestendige" maîtresse, — en hij heeft geen regel meer geschreven.
Ik zie u van hier lachen, en denken: "dat schijnheilig varken van Gust is zedelijk geworden. Ach! waar is de Gust wiens hartthermometer tot 100° opliep bij àlle vrouwen? Waar is de Gust van den 'Bar russe'? Waar is de Gust die — gisteren! — het maagdom van Gusta ging rooven in het 'Hôtel de Nancy', in een kamer van 2 fr.?["]
Hewel, goeie, die Gust is nu de Gust van weleer — de Gust van gisteren! — niet meer. Hij deelt bijna de gedachte van Jules Vallès (die geen jezuiet was): "Wilt ge een gewrocht schrijven, blijf kuisch!" (cf. G. Flaubert). Ik deel die gedachte bijna, omdat ik niet geloof dat een man kàn kuisch blijven, voor physiologische redens. Ik zie maar twee oplossingen van 't vraagpunt:
  • 1° — met een maîtresse leven, alsof men getrouwd was (ja!), maar een vrouw kiezen die zorgen kan voor al de stoffelijke, kleingeestige zaken van 't leven, die u helpt, u volkomen vrij laat, en u niet komt storen in uw kunstenaarswerk, en daarbij: een vrouw die geen kunstenaarsziel heeft, opdat ze op uwen geest niet ontverve. Ik geloof dat het leven dan heel regelmatig zich moet ontrollen, en dat men "op zijn philistersch" veel moet kunnen werken.
    Of beter nog: poep uw dienstmeid. Dat is misschien nog het zekerste, en ik ben zeer gelukkig die oplossing gevonden te hebben.
  • 2° — Hebt ge geen dienstmeid, of kunt ge er geen schoone vinden, ga alle maanden — of alle twee maanden,... volgens het karakter — naar 't bordeel. Dat zult ge cyniek vinden, [3] maar ik ben overtuigd dat ik hier de waarheid "vastgegrepen" heb.
Gewichtig. In ieder geval, maak van het poepen een natuurlijke werking, iets zeer gewoons, als het eten en het schijten. En ziedaar. Amen, waarde parochiaan!
En nu, Mane, moet ik u zeggen hoe verheugd ik ben voor alles wat ge me daar geschreven hebt? Nu lacht de toekomst u toe, nu zijt ge vrij! En hebt ge geleden, des te beter: men moet veel lijden om kunstenaar te worden.
Een plaats voor u, in Brussel, heb ik nog niet gevonden. Ik heb aan mijn oudste broêr gevraagd éens met Fetis te kouten, maar hij heeft alle dagen een hoop zaken te verrichten, en heeft mijn vraag vergeten. Binnen twee of drie dagen zal ik u daarover iets schrijven.
Zaterdag — zondag liever — ben ik tot 2 u. 's morgens bij Gr[égoir]e le Roy gebleven. Hij heeft me zijn drama gelezen: l'Annonciatrice. Twee bedrijven zijn sedert zeer lang geschreven (vóor les Flaireurs,[5] en vóor l'Intruse, bemerk wel). Het derde bedrijf zal hij nu op papier brengen, in 't vlaamsch, waarschijnlijk. Dan zal ik de twee eerste bedrijven vertalen, en we kunnen dat doen opvoeren in Antwerpen.[6]
Het zou zeer veel effect maken. Het onderwerp is: de aankomst van den Dood, die langzaam een huis inneemt; het is een tegenstelling tusschen den levenslust, waaraan de grijsaard zich wanhopig vastklemt, en dat noodlot dat dien grijsaard in het somber onbekende werpt. En in heel het drama zijn er dingen die men niet durft zeggen, er is een schrikkelijk halfduister in alle woorden. Van den dood spreekt men niet, maar men voelt dat hij altijd daar is, en stilletjes aankomt, en op heel de handeling zweeft. Ik zie van hier Bouwmeester onrustig zeggen, bij het souper: [4] "Maar... riekt ge hier niets? Vrouw, er is hier altijd zoo'n reuk... dat riekt hier naar de aarde, zou men denken..."
Hij heeft me nog minnebrieven gelezen door een vrouw geschreven: vol fouten, maar soms colossaal. Schooner dan het "Cantique des Cantiques.".[7] Gr[égoir]e[ le Roy] prangde zijn voorhoofd met zijn twee handen, en riep geestdriftig: "Dat is colossaal!! co-los-saal!!!" O.a. heb ik deze regelen onthouden.:
"Je souffre de toutes mes pensées, aujourd'hui" — In een beschrijving van de zee: "La mer est calme et je suis très triste. La plage et la digue sont désertes. On dirait la mort qui s'approche." — en dien kreet: "Oh! je voudrais tant mourir un peu de toi!" enz[ovoort enzovoort]
Hierbij zend ik u twee gedichten die 'k zaterdag geschreven heb.[8] Stuur me die terug met eenige verbeteringen.
Goeie, ik druk u de twee pollen
Gust

Annotations

[1] Niet teruggevonden.
[2] Grégoire le Roy, L'annonciatrice, drama in drie bedrijven, onafgewerkt en onuitgegeven. Het handschrift bevindt zich bij de dochter van Le Roy, Mevrouw van Paemel. De tweede scène van het eerste bedrijf werd gepubliceerd in het tijdschrift Epîtres, nr. 24 (maart 1951), p. 55 met een voorwoord van Pierre Maes (blz. 49-54), waarin deze wijst op het verband tussen L'annonciatrice enerzijds en Les flaireurs anderzijds. In dezelfde aflevering van het tijdschrift (blz. 46-47) bevindt zich ook nog een brief, gedateerd 17 juli 1890 van Maurice Maeterlinck aan Grégoire le Roy over zijn drama.
[3] Van Maurice Maeterlinck. L'intruse werd gepubliceerd in 1890.
[4] Maurice Maeterlincks Le massacre des innocents werd pas in 1918 in de handel gebracht in de bundel Deux contes. Le massacre des innocents. Onirologie (Parijs, Georges Crès, 1918). Het verhaal was echter eerder verschenen in La Pléiade, I, 1ste reeks, nr.3 (mei 1886), p. 65-74. Een overdruk van deze tekst, getekend Mooris Maeterlinck, werd — zonder vermelding van plaats, datum of uitgever — als plaquette op slechts weinige exemplaren in omloop gebracht zonder dat het evenwel in de handel verkrijgbaar was. Maeterlincks Serres chaudes (gedichten) verscheen in 1889 te Gent [bij L. van Melle]. In hetzelfde jaar kwam te Parijs bij Léon Vanier de Franse uitgave van de pers. Paul Lacomblez (Brussel) bezorgde in 1891 de eerste nieuwe uitgave. Maeterlincks L'intruse (éénakter in proza) verscheen voor het eerst in La Wallonie, V (jan. 1890), p. 3-28, en werd uitgegeven te Gent in 1890 bij L. van Melle. Paul Lacomblez bracht [eveneens in 1890] de bundel Les aveugles, die inzet met L'intruse (Maurice Maeterlinck, Les aveugles, Brussel, Paul Lacomblez, [1890]. In 1891 bracht Lacomblez nog een nieuwe editie op de markt. Maurice Maeterlinck, La princesse Maleine (drama in 5 bedrijven) [Gent, L. van Melle], 1889. In 1891 verschenen te Brussel bij Lacomblez nog drie heruitgaven.Maurice Maeterlinck, Les sept princesses (Brussel, Paul Lacomblez, 1891. Maurice Maeterlinck, L'ornement des noces spirituelles de Ruysbroec l'Admirable (vertaald uit het Nederlands en van een inleiding voorzien door M. Maeterlinck), Brussel, Paul Lacomblez, 1891. In hetzelfde jaar verscheen te Parijs een nieuwe uitgave bij Ed. Nilsson. (Deze gegevens putten we uit H. Talvart en J. Place, Bibliographie des auteurs modernes de langue française (1801-1962) (Parijs, La chronique des lettres françaises, dl. XIII, 1956).
[5] Charles van Lerberghe, Les flaireurs (Brussel, Paul Lacomblez, 1889. Het werk was eerst verschenen in La Wallonie, IV (jan. 1889), p. 24-44, met een noot: "Légende originale et drame en trois actes pour le théâtre des fantoches". Voor de verhouding van L'intruse van Maeterlinck tot Les flaireurs van Ch.arles van Lerberghe, zie G. Vanwelkenhuyzen, 'L'intruse et Les flaireurs', in: Annales de la Fondation Maeterlinck, deel VIII (Gent, 1962), p. 38-60 en G. Vanwelkenhuyzen, 'Encore L'intruse et Les flaireurs', in: Bulletin de l'Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises (Brussel, Palais des Académies, 1963. Zie ook J. Hanse, 'La genèse de L'intruse', in: Bulletin de l'Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises, deel XL, nr.3, blz. 162-167 en een artikel van Franz Hellens in La dernière heure van 10 juni 1947. De gegevens uit deze noot en uit noot 1 danken we aan de heer J. Warmoes, directeur van het Musée de la Littérature te Brussel. De affiniteiten tussen beide auteurs blijkt ook uit een artikel van Grégoire Le Roy over Maeterlinck in La jeune Belgique, X, nr. 10 (oktober 1890), p. 357-360.
[6] In de Cirkschouwburg. Zie o.m. brief 55, noot 4.
[7] De Franse benaming voor het Hooglied van Salomon uit het Oude Testament.
[8] Waarschijnlijk uit 'Te Brugge', Zingende Vogels, II, 2de stuk (1891), p. 87-90. De definitieve versie is gedateerd 'September '91'.

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Bouwmeester, Frits (° Middelburg, 1848-08-02 - ✝ Surabaja, 1906-02-17)

Toneelspeler.

Broer van Louis Bouwmeester.

Fetis, Eduard Louis (° Bouvignes (Dinant), 1812-05-16 - ✝ Brussel, 1909-01-31)

Musicoloog.

Sedert 1847 lid van de Koninklijke Academie van België, later eveneens hoofdconservator van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel.

Gaesch, Clara Joanna Maria (° Königsberg (Pruisen; thans Kalingrad, USSR), 1866-02-23 - ✝ – Antwerpen, 1895-03-14)

Cafézangeres.

Was ongehuwd en werkte tot 1891 in The Music Hall aan het Falconplein. Op het ogenblik dat ze een relatie had met Emmanuel de Bom, verwachtteze een kind, dat in 1895 een tijdlang bij De Boms zuster Jeanne werd opgenomen. Een zuster van Clara, Augusta, werkte ook als zangeres in de Statiestraat en zou in 1895 in Kopenhagen hebben verbleven. Clara's laatste adres was Dambruggestraat 85, Antwerpen.

Lerberghe, Charles Van (° Gent, 1861-10-21 - ✝ Brussel, 1907-10-26)

Dichter.

Roy, Grégoire Le (° Gent, 1862-11-07 - ✝ Elsene, 1941-12-05)

Schrijver en schilder.

Valles, Jules (° Puy-en-Velay, 1832 - ✝ Parijs, 1885)

Schrijver, journalist en politicus.

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Vermeylen, François Guillaume (° Brussel, 1851-02-23 - ✝ Brussel, 1911-08-24)

Halfbroer van o.a. August. Ongehuwd en aannemer van beroep.

Naam - uitgever

Lacomblez, Paul Henri (° Solesmes (Frankrijk), 1855-07-12 - ✝ St.Lambrechts-Woluwe, 1932-03-27)

Uitgever en boekhandelaar in Brussel.

Gaf o.m. het tijdschrift La pléiade belge uit.

Titel - krant/tijdschrift

Jeune Belgique, La (° 1881 - ✝ 1897)

Literair tijdschrift.

Pleiade, La (° 1886 - ✝ 1889)

Literair avant-garde tijdschrift.

Wallonie, La (° 1886 - ✝ 1892)

Eén der belangrijkste tijdschriften van de symbolisten, zowel in België als in Frankrijk. Verscheen te Luik. Werd opgericht door A.Mockel, P.Olin en H.de Régnier. Voorpublikaties van de belangrijkste symbolisten verschenen in La Wallonie, o.m. Les flaireurs van Ch.van Lerberghe en L'intruse van M.Maeterlinck.

Tijdschrift dat bestond uit "oorspronkelijke bijdragen van hedendaagsche dichters, verzameld door Pol de Mont" en dat verscheen in 1891 - 1892 (4 nummers) en 1895 - 1896 (eveneens 4 nummers). Het tijdschrift waarin o.a. bijdragen van A. Peaux, J. Winkler Prins, J. Adriaensen, P. Anri, J. de Geyter, H. Swarth, P. van Langendonck, A. Vermeylen, L. Buyst, C. Buysse, E. de Bom, L. Opdebeek verschenen, werd gedrukt te Hasselt bij drukkerij Winand Klock.

Naam - instituut/vereniging

Cirkschouwburg 1891 - 1900 (° Antwerpse toneel- en feestzaal, gevestigd aan de Jezusstraat, die verhuurd werd voor dansavonden, circusvoorstellingen of toneel. Verscheidene malen werd te Antwerpen gepoogd naast de officiële Nederlandsche Schouwburg een tweede Schouwburg met een eigen groep op te richten. De eerste poging dateert van, - ✝ ', 0084 - ✝ , toen W. Lemmens in het Théâtre des Variétés erin slaagde, ondanks het uitblijven van geldelijke steun, een jaar lang een tweede Nederlandstalig gezelschap beroepsacteurs op de planken te houden. De volgende pogingen gingen door in de Cirkschouwburg, en wel in, 1886 - ✝ ', 0087 - ✝ o.l.v. Fr.Bouwmeester, die van de Cirk een familieschouwburg wilde maken, en in, 1888 - ✝ ', 0089 - ✝ o.l.v. H.van Kuyk. Beide pogingen mislukten door het gebrek aan comfort in de zaal, In, 1891 - ✝ werd de Cirkschouwburg herbouwd, nadat drie spelers van de Nederlandsche Schouwburg (nl. H.Laroche, Fr.Bouwmeester en B.Ruysbroeck) zich uit ongenoegen met de nieuwe directie uit dit gezelschap hadden teruggetrokken en een eigen privé-onderneming op het getouw wilden zetten. De nieuwe Cirkschouwburg, die opgesmukt werd door een aantal jonge Antwerpse schilders en beeldhouwers en het nieuwe gezelschap, waartoe behalve Ruysbroeck en Laroche (Fr.Bouwmeester had zich niet aan de plannen gehouden en zich in Nederland laten engageren) nog H.van Kuyk, Pr. de Wit en Julie Cuypers behoorden, wekten het enthoesiasme op van E.de Bom, die goed bevriend was met Laroche en die met A.Vermeylen, J.Mesnil en E.Coremans de initiatiefnemers wilden bewerken om van de Cirk een avant-garde-schouwburg te maken waar Ibsen, Maeterlinck, Sudermann, Tolstoj en Strindberg zouden gespeeld worden. Uiteindelijk werd alleen Ibsens Volksvijand (in de vertaling van E.de Bom) weerhouden, maar ook deze opvoering strandde jammerlijk omdat de acteurs na enkele repitities het stuk niet verder aandurfden. De Cirkschouwburg, o.l.v. H.Verstraeten, werd dus weer een gewone familieschouwburg waar naast "betere" stukken zoals Gringoire van Th.de Banville. en De maire van Antwerpen van Fr.Gittens meestal spektakelstukken en melodrama's gebracht werden, en eenmaal, in het voorjaar van, - ✝ , bij wijze van uitschieter, het gezelschap Junkermann te gast was, dat Hoog- en Nederduitse stukken opvoerde, o.m. van Frits Reuter. De ploeg van H.Verstraeten speelde maar één enkel toneelseizoen: einde, 1892 - ✝ keerden de meeste acteurs naar de voorheen zo versmade Nederlandsche Schouwburg terug. De Cirkschouwburg werd opnieuw voor de meest uiteenlopende activiteiten opengesteld: bals, goochelavonden, circusvoorstellingen en, in, - ✝ althans, voor opvoeringen van franstalige operetten. Het gebouw brandde af in,)