Brussel, 13 April 91
Geachte Heer Kloos,
Ik heb zoo-even uw schoone uitgave ontvangen, en wil die studie dezen namiddag lezen.[1] Ge kunt niet gelooven hoe gevoelig ik ben aan die blijken van sympathie die me uit N[oord] Nederland komen. Hier zie ik weinig heusche kunstenaars, en ik voel me zoo alleen, tusschen vreemdelingen. Alleen staan, er zijn uren dat men dat erg-ontmoedigend vindt. Wilt ge mij een grooten dienst bewijzen? Schrijf me iets van tijd tot tijd, 't is gelijk wat. Ik heb dat noodig. — Nog éens, hartelijk dank voor 't aanbieden van uw werk.
Ik zal u morgen of overmorgen twee gedichten opsturen.[2] Ge zult die lezen (ze zijn niet lang) en me éens streng over de koord halen. Vindt ge ze goed genoeg, dan kunt ge ze desnoods in "de N[ieuwe Gids]" plaatsen. Ik houd niet bizonder aan 't verschijnen van die proefjes, maar wel aan uw eerlijke critiek.[3]
Met waardeering en achting
Gust Vermeylen
Den heere Willem KloosAnnotations
[3] Kloos nam uiteindelijk van Vermeylen niets op in De nieuwe gids. Over de verhouding tussen Kloos en Vermeylen, zie C.C. Spiering, Brieven van 'August Vermeylen', in: De Vlaamse gids, XXXIX, nr. 3 (maart 1955), p. 172 en vnl. p. 173.